Het is februari 1953. In de universiteitsstad Cambridge in Engeland weerspiegelen de klinkers de grijze lucht dankzij de motregen. Een dunne, knokige man met weerbarstig bruin haar steekt de straat over en opent de deur van de pub The Eagle. Verbaasd kijken de gasten op als de man luidkeels verkondigt: ‘We hebben het geheim van het leven ontdekt!’
De opgetogen man is Francis Crick. De pub ligt op drie minuten lopen van het laboratorium waar hij werkt – en hij komt er vaak om op vrijdagavond een biertje te drinken met zijn collega’s.
Kort daarvoor hebben hij en collega James Watson eindelijk het raadsel van het DNA opgelost.
In de kroeg – en in latere interviews – verzuimen de twee mannen te vermelden dat hun grote doorbraak niet had plaatsgevonden zonder Rosalind Franklin.

Rosalind Franklin weigerde mee te draaien in een wetenschappelijke wereld van mannen in tweedpakken.
Zonder haar röntgenfoto van DNA zouden ze de puzzel nooit hebben opgelost – een afbeelding die ze stiekem bekeken in haar lab toen ze weg was.
Nog geen kwart van studenten is vrouw
Als Rosalind Franklin in 1920 wordt geboren, is het niet normaal dat vrouwen in de wetenschap werken. De meeste vrouwen krijgen niet eens een opleiding, en als Franklin in 1938 door de deuren van Newnham College in Cambridge loopt, is slechts zo’n 23 procent van de studenten aan de universiteit vrouw.
Newnham, waar ze woont, is alleen voor vrouwen, maar bij de colleges in scheikunde, natuurkunde en wiskunde komen er vooral mannen opdagen.
Volgens vriendin Gertrude Dyche vindt ze er niets aan, die door mannen gedomineerde omgeving. ‘Ze was recht door zee en niet erg geneigd tot diplomatie,’ luidt de typering.
Franklin blinkt uit in vrijwel elk vak. Ze laat de meeste mannen achter zich, en ze speelt een grote rol in de oorlog wanneer die uitbreekt: door steenkool te bestoken met röntgenstraling, brengt ze de structuur van verschillende soorten in kaart.
Met deze informatie kan ze voorspellen hoe bruikbaar de steenkool is als brandstof voor verschillende oorlogsdoeleinden. Haar onderzoek bepaalt ook welke gasmaskers de soldaten dragen. Het houtskoolfilter in het masker wordt dankzij haar sterk verbeterd.
Rosalind Franklin verdient alle erkenning voor haar werk, maar mannelijke collega’s strijken vaak met de eer, waardoor ze weinig bekendheid geniet.
Darwin laat een gapend gat achter
Begin jaren 1950 staat de wetenschap op het punt te doorgronden hoe dieren, planten en mensen erfelijke eigenschappen doorgeven van de ene generatie op de volgende – een mysterie dat wetenschappers al hopen op te lossen sinds Charles Darwin bijna 100 jaar eerder de evolutietheorie formuleerde.

De drie Nobelprijswinnaars Crick, Watson en Wilkins gingen in hun dankwoord straal voorbij aan Rosalind Franklin.
Vóór Darwins evolutieleer waren de meeste mensen ervan overtuigd dat God alle levende wezens volledig en volmaakt had geschapen. Dieren, planten en mensen veranderen of evolueren niet.
Er zijn wel kleine verschillen, maar die leiden niet tot nieuwe soorten. Vroege studies van planten laten juist zien dat een plant, zelfs als die bijvoorbeeld rode bloemen produceert in plaats van natuurlijke witte, een paar generaties later weer witte bloemen krijgt. Variatie wordt in de loop der tijd dus uitgevlakt. Op deze manier blijven soorten behouden.
Met de evolutietheorie veegt Darwin dat idee van tafel. Soorten ontwikkelen zich, dus moeten er eigenschappen zijn die een generatie doorgeeft – erfelijke eigenschappen die gunstig of nadelig zijn voor het overleven. Nu is het zoeken naar het mechanisme dat de erfelijkheid regelt.
Erwten lossen raadsel op
Slechts zeven jaar nadat Darwin in 1859 het boek On the Origin of Species met daarin de evolutieleer heeft uitgebracht, krijgt hij gelijk van een monnik uit de Oostenrijks-Hongaarse stad Brünn (het huidige Brno in Tsjechië). In zeven jaar tijd kweekt Gregor Mendel 28.000 erwtenplanten.
Hij observeert systematisch hoe erfelijke eigenschappen van generatie op generatie doorgegeven worden. Uit zijn gegevens blijkt dat erwtenplanten niet teruggaan tot een oer-erwtenplant, maar dat ze in de loop der tijd veranderen en evolueren.
Daarvoor moet er diep in de cellen een drager van de erfelijke informatie zijn. De vraag is alleen wáár.
In 1869 ontdekt biochemicus Friedrich Miescher dat er in de celkernen een speciale stof zit, die hij nucleïnezuur noemt (en die we nu kennen als DNA), waarvan later wordt gedacht dat die de informatie over erfelijke eigenschappen in zich opslaat.
In de decennia daarna brengen wetenschappers geleidelijk de chemische bestanddelen waaruit het DNA-molecuul bestaat, in kaart, en in 1928 wordt het duidelijk dat DNA steevast uit dezelfde bouwstenen bestaat: fosfaat, suiker en de vier basen A, G, C en T.
Al in dit stadium kennen de wetenschappers de letters van het boek van het leven, maar ze kunnen ze niet lezen. De apparatuur is nog niet geavanceerd genoeg om de structuur te kunnen zien, en daarom kunnen ze nog niet ontcijferd worden.

Pas in 1944 komt de Amerikaanse wetenschapper Erwin Chargaff met een oplossing. Hij is geïnspireerd door een naamgenoot, de natuurkundige Erwin Schrödinger, die in zijn boek What is Life? schrijft dat ons genoom uit lange codes moet bestaan.
De basen zouden de code kunnen vormen, denkt Chargaff, en hij ontdekt dat de basen niet willekeurig in elkaar zitten. Ze zitten in een bepaalde volgorde in het DNA: A altijd samen met T, en G met C.
Er hoeft alleen nog maar uitgezocht te worden hoe de basenparen georganiseerd zijn en het geheim van het leven zal zich eindelijk openbaren.
Franklin werkt liever alleen
In het Cambridge van de jaren 1950 vormen Francis Crick en James Watson een van de drie onderzoeksteams die strijden om de code als eerste te kraken.
Groep twee wordt geleid door de Amerikaanse wetenschapper Linus Pauling, en de derde groep werkt aan King’s College in Londen, waar Rosalind Franklin zich nu bij heeft aangesloten.
‘Ik zag Rosalinds röntgenfoto en dacht: Whooo – dat is een helix!’ James Watson over het moment waarop hij Rosalind Franklins röntgenfoto van de dubbele DNA-streng zag.
In Franklins laboratorium in Londen verloopt het werk echter traag. Ze moet samenwerken met haar collega Maurice Wilkins, die al jaren met DNA werkt.
Maar haar nieuwe baas is misschien vergeten dit tegen Wilkins te zeggen. Hij beschouwt haar als zijn assistent – een rol die Franklin weigert te spelen.
Wilkins is een rustige man met achterovergekamd haar, een grote bril en hoge slapen. Hij mijdt conflicten, terwijl Franklin juist opleeft bij een stevig potje discussiëren, dus het duurt niet lang of de twee werken meer apart dan samen.
Franklins werk heeft meer succes dan dat van Wilkins. Ze gebruiken weliswaar dezelfde techniek, maar zij heeft die al een aantal jaren toegepast om koolstofkristallen nauwkeurig te bestuderen. De naam van de techniek is röntgendiffractie.
In het voorjaar van 1952 gebruikt Franklin de techniek om een foto te maken die heel duidelijk de structuur van het DNA laat zien. Terwijl de eerdere beelden – genomen door Franklin en Wilkins – erg wazig waren, springt het DNA-molecuul er op de nieuwe foto duidelijk uit. Die krijgt de naam ‘foto 51’ en staat inmiddels bekend als de eerste afbeelding ooit van het diepste geheim van het leven.
Foto 51 brengt Watson en Crick op het spoor
In januari een jaar later bezoekt James Watson het lab van Franklin en Wilkins in Londen. Hij is met de trein uit Cambridge gekomen.
Bij King’s College aan de Theems in hartje Londen klopt Watson aan bij Wilkins, want hij komt voor hem. Hoewel ze bij verschillende onderzoeksinstellingen werken en als eerste het mysterie van het DNA willen oplossen, hebben ze een goede band, en ze wisselen graag ervaringen uit.
Wilkins leidt Watson rond in het lab, dat hij nog deelt met Franklin, al werken de twee op geen enkele manier samen. Franklin is er die dag niet, en op een gegeven moment haalt Wilkins een foto tevoorschijn. Het is ‘foto 51’ – Franklins iconische foto.

Dankzij Rosalind Franklins baanbrekende röntgenfoto konden Watson en Crick een model bouwen van het DNA-molecuul.
100 jaar op zoek naar de code van het leven
1869
De Zwitser Friedrich Miescher ontdekt dat witte bloedcellen een speciaal molecuul hebben, dat hij nucleïnezuur noemt. Welke rol het zuur speelt in de cel, weet hij niet.
1879
De Duitser Walther Flemming ziet onder de microscoop enkele draadvormige structuren in de cel, die hij chromosomen noemt. Hij vermoedt dat ze onze erfelijke eigenschappen dragen.
1885
Een andere Duitser, Oskar Hertwig, toont aan dat nucleïnezuur in de chromosomen zit en denkt dat het daarom de drager van de erfelijke eigenschappen is. De meeste wetenschappers verwerpen zijn theorie.
1944
Samen met twee collega’s toont de Amerikaan Oscar Avery aan dat nucleïnezuur ons genetisch materiaal draagt – en niet eiwitten, wat tot dan toe vooral werd gedacht.
1953
James Watson en Francis Crick bouwen een 2 meter hoog model van het nucleïnezuur DNA en laten daarmee zien hoe het molecuul is opgebouwd en informatie kan dragen.
Franklin heeft Wilkins geen toestemming gegeven om haar resultaten aan de concurrenten te laten zien. Toch overhandigt hij de foto aan Watson, die vele jaren later in zijn autobiografie schrijft dat de puzzelstukjes voor hem onmiddellijk op hun plaats vielen.
Geïnspireerd springt Watson op de trein naar huis, naar Cambridge. Niemand vertelt het aan Franklin.
DNA-model van hout en metaal
Terug in Cambridge vertelt Watson over zijn bezoek aan Londen. Hij laat Crick weten dat hij door de foto op een nieuw idee is gebracht. Maandenlang hebben Crick en Watson gewerkt aan een driestrengsmodel van DNA – een idee van Linus Pauling, die het jaar daarvoor een artikel had gepubliceerd met zijn berekeningen.
Steeds weer moeten de twee echter toegeven dat de berekeningen niet kloppen. Hoe ze de vier basen, het fosfaat en de suikermoleculen ook plaatsen en draaien, ze kunnen de chemische bindingen niet in het driestrengsmodel krijgen. Er klopt iets niet.
Op Franklins foto ziet Watson echter twee strengen – geen drie. Dus gaan de twee mannen aan de slag met een model voor tweestrengs-DNA. Met staven, ballen en platen metaal en hout bouwen ze een 2 meter hoog model van DNA. Eindelijk wordt de puzzel ontrafeld – en Crick rent door het dolle naar de pub.
Twee maanden later publiceren ze hun resultaten in het wetenschappelijke tijdschrift Nature. En terwijl het nieuws bij het grote publiek weinig opschudding veroorzaakt, is de wetenschap enthousiast. Het Nobelcomité in Stockholm begint aantekeningen te maken.
Drie mannen pakken het goud
Op het podium van het Rode Stadhuis van Stockholm in 1962 houdt James Watson een toespraak. Samen met Francis Crick en Maurice Wilkins heeft hij zojuist een Nobelprijs ontvangen – een zware gouden medaille – en 9 miljoen Zweedse kronen.
Van zijn collega’s mag hij het dankwoord spreken. Hij vertelt waar hun ontdekking al toe geleid heeft. En hij bedankt een paar mensen die in hen geloofden en hen op weg hebben geholpen. Niels Bohr wordt genoemd. Het hoofd van het laboratorium waar Crick en Watson werkten wordt genoemd. Maar Rosalind Franklin niet. Zelfs haar foto wordt niet genoemd.

In 1962 ontvingen Watson, Crick en Wilkins het telegram waar elke wetenschapper van droomt: de toekenning van de Nobelprijs.
Franklin was woedend dat Wilkins haar foto had laten zien zonder haar medeweten. Maar ze is nooit toegekomen aan commentaar op de Nobelprijs.
Gedood door haar eigen onderzoek
Net als een van de andere grote vrouwen in de wetenschap, Marie Curie, sterft Rosalind Franklin aan haar onderzoek. Curie overleed in 1934 aan de ladingen radioactiviteit waaraan ze zichzelf blootstelde.
Ook Franklin staat dag in dag uit bloot aan de schadelijke straling van haar röntgenapparaat. Bij elke bestraling loopt haar DNA wat letsel op.
Al weten onderzoekers in Franklins tijd veel beter hoe ze zich tegen straling moeten beschermen dan toen Curie nog leefde, Rosalind Franklin lapt alle veiligheidsmaatregelen aan haar laars.
Ze draagt zelden het loden schort dat haar tegen straling zou moeten beschermen, en op een gegeven moment moet ze zelfs in quarantaine omdat de radioactiviteitsmeter die ze op haar kleding draagt, aangeeft dat ze aan te grote hoeveelheden straling is blootgesteld.
In 1956 ontdekken artsen kanker in haar eierstokken – een vorm van kanker waar op dat moment weinig tegen gedaan kan worden. Doodziek sleept ze zich nog elke dag naar het lab, maar in 1958 geeft haar lichaam het op, vier jaar voordat de Nobelprijs wordt uitgereikt voor de ontdekking van DNA.
Omdat de Nobelprijs nooit postuum toegekend wordt, gaat die aan Franklins neus voorbij.
Autobiografie staat bol van de roddels
Bijna 15 jaar na de ontdekking van DNA publiceert James Watson zijn autobiografie, The Double Helix. Het wordt een bestseller. Als een van de eersten geeft Watson de wetenschap door op een persoonlijke, eerlijke en onthullende manier. De stijl is niet bepaald stoffig en objectief, zoals wetenschappelijke verhandelingen in die tijd veelal waren. Integendeel, het boek staat vol met roddels, ambities en intriges.
Die nietsontziende eerlijkheid stoot veel mensen tegen de borst. Sommige onderzoekers houden er niet van dat wetenschap wordt beschreven als een keiharde machtsstrijd om de eer. En de denigrerende manier waarop Watson Rosalind Franklin beschrijft, valt ook al niet in goede aarde.
Iemand noemt de manier waarop ze omschreven wordt ‘stereotiep en cartoonesk’. Zo schrijft Watson: ‘Ze koos ervoor haar vrouwelijke kwaliteiten niet te benadrukken. Al had ze krachtige gelaatstrekken, ze was niet onaantrekkelijk, en ze zou zelfs mooi zijn geweest als ze ook maar een beetje belangstelling voor kleding had gehad.’
‘Ze zou zelfs mooi zijn geweest als ze ook maar een beetje belangstelling voor kleding had gehad.’ James Watsons beschrijving van Rosalind Franklin
Watson tilt er verder niet al te zwaar aan dat hij en zijn collega’s Franklins resultaten hebben gebruikt zonder permissie – al vermeldt hij het wel.
Toch blijft zijn lezing van het gebeuren nog jaren overeind. Pas tijdens de laatste jaren, waarin hij de ene omstreden uitspraak na de andere deed, heeft zijn geloofwaardigheid een knauw gekregen.
Wetenschap keert Watson de rug toe
In 1997 zegt Watson tegen een krant dat als er ooit een gen voor homoseksualiteit wordt ontdekt, een vrouw moet kunnen kiezen voor abortus. In 2000 beweert hij tijdens een lezing dat een donkere huidskleur een teken is van seksuele potentie. En in 2007 zegt hij ‘dat de vooruitzichten voor Afrika somber zijn, want al onze hulp is erop gebaseerd dat ze dezelfde intelligentie hebben als wij – wat volgens alle tests niet klopt.’
Na de laatste van die uitspraken verliest hij zijn baan bij het onderzoeksinstituut Cold Spring Harbor, waar hij bijna 30 jaar directeur is geweest. Hij wordt ‘persona non grata’ in de onderzoekswereld, en in 2014 moet hij zijn Nobelprijs verkopen omdat hij krap bij kas zit.

De wetenschap keerde James Watson de rug toe na zijn herhaaldelijke beweringen dat gekleurde mensen een lagere intelligentie hebben.
Op 2 januari 2019 zendt de Amerikaanse tv-Âzender PBS een documentaire over James Watson uit. De nu 90-jarige wetenschapper, die een aantal jaren met de nek is aangekeken, krijgt eindelijk de kans om zich te verontschuldigen. Een kans om weer mee te doen. In plaats daarvan zegt hij dat ‘er een verschil is in het IQ van zwarten en blanken’.
Franklin koestert geen wrok
De wetenschap is er nog steeds verlegen mee. Veruit de meeste mensen vinden dat Rosalind Franklin met de andere drie op het podium in Stockholm had moeten staan als ze in 1962 nog had geleefd – niet omdat ze een vrouw was, maar omdat haar werk baanbrekend was en omdat haar foto Crick en Watson op het spoor zette van hun ontdekking. Dat ze niet werd genoemd en geen erkenning voor haar werk kreeg, wordt door velen beschouwd als een smet op het blazoen van de wetenschap.

ESA heeft een Marsrover genoemd naar Rosalind Franklin om haar alsnog erkenning te geven voor haar bijdrage aan het in kaart brengen van DNA.
Om die erkenning alsnog te geven, zijn er veel scholen, laboratoria en gebouwen naar Franklin genoemd, en ook allerlei prijzen en initiatieven ter bevordering van vrouwen in de wetenschap.
De Europese ruimtevaartorganisatie (ESA) heeft onlangs nog een Marsrover naar haar genoemd.
Maar volgens Franklins nicht moeten we niet alleen aan Rosalind Franklin denken als de vrouw die terzijde werd geschoven, of als feministisch icoon. Ze koesterde geen wrok. Het gedrag van Crick en Watson zat haar weliswaar dwars, maar ze had ook groot respect voor hen. Ze heeft in haar onderzoek zelfs naar hun onderzoek verwezen.
En zoals elke eerlijke wetenschapper doet, zorgde ze ervoor dat ze hun de juiste credits gaf.