Op een voorjaarsdag in mei 2016 wandelt amateurpaleontoloog Paul de la Salle langs het strand naar huis in het Britse Somerset als hij plotseling een versteend bot uit het zand ziet steken. Hij neemt het mee voor zijn eigen fossielenverzameling, en wanneer hij een maand later naar die plek op het strand terugkeert, vindt hij vier nieuwe stukken bot.
En dan begint het de fossielenzoeker te dagen dat de vijf stukken bot best bij elkaar zouden kunnen horen en samen een bot van circa 1 meter vormen.
Als de Engelsman later zijn vondst van het strand overdraagt aan paleontologen, zijn die meteen razend enthousiast. Het bot blijkt een stuk onderkaak te zijn van een onbekende ichtyosaurus of vishagedis, een reptiel dat ruim 200 miljoen jaar geleden in de oceanen rondzwom.
Door de stukken bot te vergelijken met eerdere botvondsten van overeenkomstige ichtyosaurussoorten wordt het duidelijk dat de nieuwe vishagedis zelfs groter was dan een blauwe vinvis.
Met een lengte tot 33 meter en een gemiddeld gewicht van rond de 150 ton was de blauwe vinvis de onbetwiste nummer één op de lijst met grootste dieren op aarde.
Volgens de wetenschappers was de nieuwe vishagedis echter minstens zo groot als de blauwe vinvis – en mogelijk een paar meter langer en tonnen zwaarder.
Vishagedis regeerde de zeeën
Ruim 200 jaar voordat Paul de la Salle in het zuiden van Engeland op de vondst van zijn leven stuitte, groef zijn landgenoot Joseph Anning een 1,2 meter lange schedel van de toen onbekende vishagedis op in Dorset, 70 kilometer verderop.
Het jaar daarna, in 1812, vond diens 12-jarige zus Mary Anning (later een van de beroemdste paleontologen van Groot-Brittannië) de rest van het skelet.
De ichtyosaurus wordt dus al meer dan twee eeuwen geanalyseerd, en het aantal goed bewaard gebleven botten van het grote waterroofdier is door de jaren heen gestaag gestegen.
Veel fossielen die in de loop der tijd uit de bodem zijn opgedoken, zijn bijna complete skeletten met nog gave botten en duidelijke afdrukken van weke delen, zoals huid en organen. Er zijn zelfs fossielen bij die hun maaginhoud nog hebben in de vorm van versteende vissen en inktvissen.
De talloze vondsten beslaan echter maar een korte periode van de 160 miljoen jaar waarin de wijdvertakte biologische orde van de ichtyosaurus bestond. En grote delen van het prehistorische dier zijn nog gehuld in nevelen. Zo blijft het een groot raadsel welk oerdier er naar zee terugging en stamouder van de ichtyosaurus werd. Verder is ook de verwantschap tussen de vele verschillende soorten een onzekere factor.
Ichtyosauriërs zijn er in soorten en maten, van nog geen meter tot ruim 20 meter lang.
De paleontologen weten wel zeker dat de vishagedissen afstammen van reptielen en dus nauw verwant zijn aan de dinosauriërs. Ichtyosauriërs zijn er in soorten en maten, van nog geen meter tot ruim 20 meter lang.
Sinds de eerste ichtyosaurussporen in 1811 zijn opgedoken, hebben paleontologen van zo’n 200 soorten fossielen opgegraven. De vishagedissen leefden in het grootste deel van de aarde en zaten waarschijnlijk op de hoogste plek in de voedselketen toen ze circa 250 miljoen jaar geleden in zee doken, in de periode trias.
Het Latijnse woord ichtyosaurus zou je kunnen vertalen met ‘vishagedis’, maar die term is wat misleidend. Het dier doet in fysiek opzicht namelijk meer denken aan een dolfijn dan aan een hagedis.
De meestal lange kaken waren bezaaid met vele scherpe tanden – net als bij dolfijnen. Oudere fossiele vondsten wijzen bovendien uit dat de vishagedis een stel longen had, dus om adem te kunnen halen moest het dier af en toe boven water komen.
Net als zeezoogdieren baarden vishagedissen levende jongen. Er zijn verschillende vishagedisexemplaren gevonden die een foetus bij zich hadden, en er is zelfs een uniek fossiel van een moeder met haar voldragen jong opgedoken, die rond de geboorte beide zijn overleden door onbekende omstandigheden.
Al hadden de ichtyosauriërs veel weg van vredelievende dolfijnen, ze hadden een killersinstinct zoals de witte of mensenhaai.
De ogen van de reusachtige vishagedis hadden een diameter tot 22 centimeter, en uit simulaties van zijn gezichtsvermogen blijkt dat het roofdier fabelachtig goed kon zien en prooidieren op grote diepte – tot wel 1600 meter – nog kon ontwaren.
Het lange lichaam en de grote vinnen tonen aan dat het dier bovendien een behendige jager was, die met grote snelheid door het water achter zijn beoogde prooi aan kon schieten.
Het roofdier kon fabelachtig goed zien en prooidieren op grote diepte – tot wel 1600 meter – ontwaren
De ichtyosauriërs waren niet bepaald wat biologen topconsumenten noemen – roofdieren boven in de voedselketen die andere grote dieren eten.
Ze voedden zich vermoedelijk net als veel huidige walvissen door met open bek door scholen van krill en visjes te zwemmen. Net als de blauwe vinvis creëerden de grootste vishagedissen door hun bek te openen overdruk in het water om diertjes naar binnen te zuigen.
Vinvis verbleekt bij oerdier
Hoe de vishagedis precies aan zijn voedsel kwam, is niet op te maken uit het nieuwe kaakbot. Toch heeft het fossiel van Paul de la Salle de onderzoekers al veel geleerd.
De drie paleontologen die de botvondst in ontvangst namen, moesten echter eerst bewijzen dat het bot echt afkomstig is van een vishagedis. Ze onderzochten de anatomie van het fossiel tot in detail en vonden onder meer een diepe groef in het kaakbot en een holte waar kraakbeenweefsel en zenuwen doorheen liepen.
Daarna werd de nieuwe vondst vergeleken met zeer goed bewaard gebleven schedels van weer andere ichtyosauriërs, waaronder de 7 meter lange Platypterygius uit Australië, die eerder is onderzocht met behulp van zeer gedetailleerde röntgenfoto’s.
Nadat met zekerheid was vastgesteld dat de wetenschappers te maken hadden met de botresten van een nieuw familielid van de vishagedis, bezochten ze het Royal Tyrell Museum of Paleontology in Alberta, Canada. Hier bevindt zich een exemplaar van de grootst bekende ichtyosaurussoort: de 21 meter lange reus Shonisaurus.
Door de nieuwe botvondst te vergelijken met het tentoongestelde kaakbot van de Shonisaurus ontdekten de wetenschappers dat het nieuwe bot wel 25 procent groter is. Dit betekent dat de nieuwe vishagedissoort waarschijnlijk zo’n 26 meter lang was, van snuit tot staartvin gemeten. Ter vergelijking: de gemiddelde volwassen blauwe vinvis is ongeveer 25 meter lang.
De grootste verrassing kwam echter toen het nieuwe bot werd vergeleken met drie grote botten die 170 jaar geleden op 60 kilometer van de nieuwe vondst opgedoken waren in het dorpje Aust in Zuid-Engeland.
De Aust-botten zijn toegeschreven aan allerlei dieren, waaronder dinosauriërs en reptielen, maar daar staan de paleontologen nu niet meer achter.
Toen ze de nieuwe en de oude botten naast elkaar legden, waren de overeenkomsten overweldigend. Weer bleek de verwantschap tussen de vondsten uit de bijzondere groeven in de botten.
Na de meting van het Aust-bot tekende er zich een beeld af van een vishagedis die wel 40 procent groter was dan de 26 meter waarop Paul de la Salles exemplaar van de ichtyosaurus was vastgesteld. De joekel die de eigenaar was van nu versteende botten, mat 36 meter en woog meer dan 200 ton.
Volgens de onderzoekers zaten de twee overgebleven Aust-botten misschien ergens anders in de kaak dan de derde; in dat geval geven de afmetingen van de fossielen aan dat de vishagedis nog groter was dan 34 à 36 meter. Maar omdat de andere twee botten niet dezelfde herkenbare groeven hebben als het kaakbot, is dit pure speculatie.
Wat paleontologen wel met zekerheid kunnen vaststellen is dat de nieuwe ichtyosaurus minimaal 20 à 25 meter lang was.
Dit maakt het dier tot de grootste vishagedis die ooit in Groot-Brittannië is opgegraven. De data geven echter ook aan dat het een zeer voorzichtige schatting is en dat het dier waarschijnlijk een stuk groter was.
Bovendien is het onwaarschijnlijk dat de beenderen die ongeveer 170 jaar geleden in Aust zijn opgegraven, afkomstig zijn van een bijzonder grote ichtyosaurus – het is veel aannemelijker dat het om een dier van heel gemiddelde grootte gaat.
Hoe lang de eigenaar van de versteende botten ook was, het is vrijwel zeker dat er 200 miljoen jaar geleden nog grotere exemplaren van deze soort op aarde rondliepen.
Achter nieuwe vishagedissen aan
De kennis van de nieuwe vishagedis brengt ons terug bij de vraag waarom bepaalde soorten in de loop der tijd zo extreem groot worden.
Binnen een ontwikkelingslijn lijkt de natuur steeds grotere exemplaren van een soort te genereren. Ontwikkelingslijnen zijn evolutionaire verwantschappen tussen soorten door de tijd heen. Dus een soort is geëvolueerd naar een nieuwe soort, die weer evolueert naar een nieuwe soort, enzovoort.
De tendens naar steeds grotere dieren werd al meer dan 100 jaar geleden beschreven door ‘de wet van Cope’, die is vernoemd naar de Amerikaanse paleontoloog Edward Drinker Cope.
Binnen een ontwikkelingslijn lijkt de natuur steeds grotere exemplaren van een soort te genereren.
Een klassiek voorbeeld van de wet is de evolutie van het paard. De eerste paarden, die 55 miljoen jaar terug leefden, waren met een schofthoogte van maar 40 centimeter zo klein als honden. Maar van soort tot soort werden ze groter, en moderne wilde paarden meten 160 centimeter.
De wet van Cope vertelt niet waarom dit gigantisme optreedt in het dierenrijk, maar tegenwoordig weten onderzoekers wel welke voordelen grote dieren kunnen hebben ten opzichte van kleine dieren: ze kunnen zich beter beschermen tegen roofdieren, ze zijn intelligenter, ze kunnen beter bij moeilijk bereikbaar voedsel komen en ze leven over het algemeen langer dan kleinere dieren.
Zelfs de grootste dieren dreigen echter op enig moment ten onder te gaan, of het nu komt door klimaatverandering, uitroeiing door natuurrampen of de mens of iets heel anders. De oppermachtige vishagedis kwam niet aan zijn einde door de meteorietinslag in de Golf van Mexico, die 65 miljoen jaar geleden de dinosauriërs fataal werd – want toen waren ze al een slordige 25 miljoen jaar hun heerschappij in de oceanen kwijt.
In 2015 publiceerden paleontologen een rapport waarin ze proberen uiteen te zetten waarom de ichtyosauriërs vóór de andere dinosauriërs uitstierven. De stijgende zeetemperatuur door klimaatveranderingen is de meest waarschijnlijke oorzaak van de verdwijning van de soort. Maar het blijft gissen.
Voor de wetenschappers achter de vondst van de nieuwe vishagedissoort gaat het erom zo veel mogelijk op te steken over het leven van het uit de kluiten gewassen zeemonster. Ze hopen daarom dat collega’s wereldwijd de kennis over de bijzondere botstructuur van het oerdier gaan gebruiken om fossielen te analyseren waarvan de oorsprong onbekend of onjuist is.
Hopelijk brengt dat nog meer geheimen over de vishagedissen aan het licht, waardoor de blauwe vinvis definitief van zijn troon zal worden gestoten als het grootste dier ooit.