Amateurpaleontologen in Chili vonden een zeer gaaf fossiel van een circa zeven miljoen jaar oude vogel. Op grond van het skelet schatten ze voorzichtig in dat de spanwijdte van de gevederde vogel zo’n zes meter was: de grootste spanwijdte die tot nog toe is gevonden bij een oervogel.
Van de vogel is ongeveer 70% gevonden in zandsteenafzettingen in het noorden van Chili. De nieuwe soort heet nu Pelagornis chilensis en valt onder de Pelagornithidae: vogels met tandachtige uitsteeksels op hun snavel. Ze zijn ongeveer 60 miljoen jaar geleden ontstaan, kwamen overal ter wereld voor en stierven een paar miljoen jaar terug uit. Verschillende Pelagornithidae ontwikkelden zich tot reuzen met een spanwijdte van ruim vier meter en waren de grootste vliegende vogels ooit.
Snavel met tanden
Albatrossen en pelikanen werden eerder wel beschouwd als de naaste verwanten van de Pelagornis, maar nu houdt men het eerder op eendachtigen. De Pelagornithidae hebben een soort puntige tanden op hun snavel. Het zijn geen echte tanden, maar uitgroeisels van het kaakbot. De wetenschappers vermoeden dat de vogels deze pseudotanden hadden om zo meer grip te hebben op vissen en andere dieren die ze vingen op open zee.
Volgens de schattingen wogen de vogels slechts 16 tot 29 kilo, wat verrassend weinig is. Het gewicht komt echter vrij goed overeen met de zwaarste vliegende vogels die we nu kennen, zoals knobbelzwaanmannetjes, die 20 kilo kunnen wegen. Zonder veren was de spanwijdte van de oervogels 5,25 meter, en dat is de grootste spanwijdte die bij een vogel met zekerheid is geregistreerd.
Volgens eerder gedane schattingen had een andere oervogel, Argentavis magnificens, een spanwijdte tussen de 5,70 en 8,30 meter, maar daar bestaat geen zekerheid over, want er zijn nooit goed bewaard gebleven fossielen gevonden van deze gierachtige vogel.