De voetvis die spijt kreeg
Tiktaalik werd in 2004 ontdekt. En de vondst ervan overschaduwde een ander waterwezen dat ook in 2004 werd ontdekt, maar werd opgeborgen en vergeten.
Deze voetvis kreeg de naam Qikiqtania wakei, naar het Inuktitut-woord dat de Canadese streek beschrijft waar het fossiel werd gevonden. Dat is dezelfde plaats waar Tiktaalik is ontdekt.
Beide soorten leefden in het Laat-Devoon, zo’n 375 miljoen jaar geleden.
Analyse van de onder- en bovenkaak van Qikiqtania wijst uit dat hij een afgeplatte, schepvormige kop had met ogen aan de bovenkant en een geschubde huid.
Op volwassen leeftijd was hij iets meer dan 76 centimeter lang en dus een stuk kleiner dan Tiktaalik met zijn 2,7 meter.
Evolutie van vin stopte
Waar de wetenschappers van stonden te kijken, waren de vinnen van Qikiqtania. Het fossiel bevatte namelijk een complete borstvin met een duidelijk opperarmbeen.
Hoewel de vin op die van Tiktaalik lijkt, bleek uit CT-scans dat de botstructuur afweek.
Tests wezen uit dat de botten de structurele delen misten die nodig zijn om overeind te komen en te blijven, en te gaan lopen.
De vinnen van Qikiqtania waren glad en gebogen, wat erop wijst dat hij veel beter door het water kon peddelen.
‘We dachten eerst dat het een jonge Tiktaalik was, omdat hij kleiner was, en misschien waren sommige van zijn processen nog niet volledig ontwikkeld,’ zegt Neil Shubin, paleontoloog aan de universiteit van Chicago.
‘Maar het opperarmbeen is glad en boemerangvormig en ontbeert de kenmerken die het dier zouden helpen zichzelf op het land te duwen. Het is opvallend anders en duidt op iets nieuws.’
Het lijf van Qikiqtania was dus aan het evolueren voor een leven op het land, maar het dier stopte met deze evolutie en keerde terug naar het water.
‘Tiktaalik wordt vaak gezien als een overgangsdier, omdat het makkelijk is om een stapsgewijze verandering van een leven in het water naar een leven op het land te zien. Maar we weten dat het in de evolutie niet altijd zo eenvoudig ligt,’ aldus Tom Stewart, ook een onderzoeker aan de universiteit van Chicago die meewerkte aan de studie.