Het onderzoek is gebaseerd op de verhouding tussen verschillende strontiumisotopen in een slagtand. Het gehalte van nature voorkomende radioactieve stoffen wisselt van plaats tot plaats.
Het strontiumgehalte in de planten die de mammoet at, is dus afhankelijk van de plek waar de planten groeiden.
De huidige isotopensamenstelling is anders dan 17.000 jaar geleden, maar met behulp van analyses van gebitten van kleinere dieren die destijds ter plaatse leefden, maakten de onderzoekers een overzicht van de lokale isotoopniveaus.
Vervolgens hakten ze een 240 centimeter lange mammoetslagtand doormidden. Slagtanden groeien het hele leven, en met een doormidden gesneden complete tand konden de onderzoekers 400.000 monsters nemen van verschillende momenten in het leven van het dier.
Omdat strontium uit het voedsel in de slagtanden terechtkomt, kon elk monster gelinkt worden aan een specifieke locatie, en zo ontstond een nauwkeurig beeld van alle verplaatsingen van de mammoet.
De onderzoekers hopen met dezelfde methode de migratie van andere grote dieren tijdens klimaatveranderingen te kunnen doorgronden.