Tot 66 miljoen jaar geleden domineerde het grootste vliegende dier aller tijden het luchtruim.
De reusachtige pterosaurus Quetzalcoatlus northropi was zo groot als een giraffe en had een spanwijdte van wel 11 meter – even groot als een Cessna-propellervliegtuigje. Dankzij zijn grote vleugels vloog het dier zo’n 130 km/h tot op 5 kilometer hoogte.
Ondanks zijn grootte was de pterosaurus heel slank – en gevuld met lucht. Behalve de lucht in zijn longen had het dier ook her en der in zijn lichaam luchtzakken. En sommige botten bevatten zelfs meer lucht dan beenmerg en bestonden voor wel 90 procent uit lucht.
Daardoor woog de pterosaurus slechts 200-250 kilo. Ter vergelijking: een giraffe van dezelfde grootte weegt circa 1900 kilo.
Alleen kind kon op Quetzalcoatlus rijden
Als de pterosaurus iemand van 80 kilo op zijn rug had, zou zijn gewicht met ongeveer 40 procent toenemen. Daardoor zou hij moeilijk in de lucht kunnen blijven, als hij al kon opstijgen.
Een mens op de rug zou ook de aerodynamica van het dier aanzienlijk verzwakken.
Al met al zouden de extra luchtweerstand en kilo’s het vliegen uiterst moeilijk maken. Als mensen en Quetzalcoatlus northropi tegelijk hadden bestaan, konden dus alleen kinderen en heel kleine mensen hopen op een vluchtje.