Nog één keer borstelt Émile Ennouchi zijn vondst goed af, waarna hij hem optilt in de felle Afrikaanse zon. Door de duizenden jaren in de grond is de schedel wat vervormd, maar verder is hij nog in goede staat.
Ennouchi draait hem rond en bekijkt de vondst van alle kanten, terwijl hij zijn vingers over het verdikte bot boven de oogkassen laat glijden.
In 1961 leidde de antropoloog Ennouchi de archeologische opgravingen bij Jebel Irhoud, 80 kilometer ten noordwesten van Marrakesh in Marokko. De goed bewaard gebleven vondst werd eerst beschouwd als rest van een Neanderthaler, maar er kwamen later zoveel overeenkomsten met onze eigen soort aan het licht dat hij geclassificeerd werd als vroege Homo sapiens.
De ouderdom werd geschat op 160.000 jaar, dus de schedel paste goed in de theorie over de menselijke oorsprong.
Volgens deze theorie is Homo sapiens 200.000 jaar terug ontstaan in Oost-Afrika, waarna deze superieure moderne mens zich 60.000 jaar geleden verspreidde over de hele aardbol.
Maar in 2017 wisten onderzoekers Jebel Irhoud preciezer te dateren: de schedel is niet 160.000 jaar oud, maar 315.000 jaar. Onze soort, Homo sapiens, is dus op slag zon 100.000 jaar ouder geworden.
De schedel van Jebel Irhoud verschuift niet alleen de tijd waarin de moderne mens opkwam, maar ook onze wieg, want als die in Oost-Afrika stond, hoe kan de oudste Homo sapiens dan 6000 kilometer verderop – in Marokko – te vinden zijn?
Misschien bevat de schedel zelf wel een deel van het antwoord. Hoewel het onmiskenbaar om een Homo sapiens gaat, vertoont hij trekken van oudere mensensoorten, en ook andere vondsten dragen zowel moderne als vroege kenmerken.
Onze voorouders vormden blijkbaar eerder een grote, bonte familie met veel mengvormen dan maar één soort.
Sapiens ontstond in heel Afrika
Na de vondst van de oudste Homo sapiens ver van waar de wieg van de mens gestaan zou hebben in Oost-Afrika is de oude theorie vervangen door een geheel nieuwe.
In 2018 presenteerde een team van antropologen onder leiding van Eleanor Scerri van de Britse universiteit van Oxford de theorie van een ‘Afrikaans multiregionalisme’. Die stelt dat de specifieke kenmerken die de Homo sapiens van tegenwoordig tezamen definiëren, gedurende honderdduizenden jaren geleidelijk zijn ontstaan bij groepjes mensen in bijna heel Afrika.
De eerste Homo sapiens verschilden veel sterker van elkaar dan huidige mensen, ondanks onze variatie in onder meer lengte en huidskleur. De grootste verschillen werden veroorzaakt doordat al deze groepen zich gedurende perioden van tienduizenden jaren hebben ontwikkeld, zonder contact met elkaar.
Als we terug in de tijd konden reizen om ze allemaal een bezoek te brengen, zouden we zien dat geen van de mensen precies op ons leek.
Sommigen hadden stevige kaken en tanden, anderen een flinke knobbel in de nek met massieve nekspieren eraan, en weer anderen hadden een schuin voorhoofd en een forse boog boven de ogen, die we wel kennen van vroege voorouders.
Niettemin beschouwen de onderzoekers hen als Homo sapiens omdat ze ook diverse trekken van de huidige mens hadden, zoals een flink stel hersenen in een ronde schedel, een smal bekken en een iel gebit in een smalle kaak.
Afrikaans multiregionalisme verklaart volgens veel wetenschappers goed waarom de 315.000 jaar oude Jebel Irhoud-mens en andere bijna even oude Afrikaanse vondsten moderne anatomische kenmerken hebben, terwijl dezelfde eigenschappen afwezig zijn bij sommige veel jongere vondsten.
De theorie maakt tegelijkertijd een einde aan het zoeken naar wat de onderzoekers een autapomorfie van de moderne mens noemen: één enkele eigenschap waarmee we in termen van ‘wij’ en ‘zij’ kunnen
spreken, omdat die bij alle moderne mensen voorkomt maar niet bij de soorten waarmee we het meest verwant zijn.
Zo’n eigenschap bestaat niet wanneer Homo sapiens zich zo heeft ontwikkeld, meent Eleanor Scerri. We kunnen dan ook niet precies bepalen waar de grens loopt tussen onze eigen soort en de soort waaruit we zijn voortgekomen, waarschijnlijk Afrikanen van de soort Homo heidelbergensis.
Dat moet ergens tussen de 315.000 en 400.000 jaar geleden zijn, want vondsten van vóór die tijd hebben slechts sporen van moderne eigenschappen.
De mens ging al vroeg naar China
Met dit nieuwe verhaal van Homo sapiens in het achterhoofd gaan de onderzoekers nu nog eens goed na hoe onze voorouders zich vanuit hun geboorteland verspreidden over grote delen van de wereld.
Tot voor kort werd deze ontwikkeling gedateerd op 60.000 jaar geleden, maar in 2015 vonden onderzoekers in een grot in Zuid-China 47 gebitselementen die onmiskenbaar van Homo sapiens afkomstig waren. De tanden zelf konden niet worden gedateerd, maar de aardlaag eromheen bleek 80.000 jaar oud te zijn.
Fossiele botten van olifant, hyena en panda in die aardlagen zijn zelfs op 120.000 jaar ouderdom gedateerd. Hoewel de marge waarin de anatomisch moderne mensen in de grot leefden breed is, moeten ze Afrika meer dan 60.000 jaar terug hebben verlaten.
Bij nader onderzoek is echter gebleken dat de gebitselementen op dezelfde manier zijn gesleten als hedendaagse tanden, en sommige onderzoekers betwijfelen of ze zo oud zijn. Er is zelfs geopperd dat er iets is misgegaan tijdens de opgraving, waardoor de vondsten door elkaar zijn geraakt.
Toch kreeg de theorie dat de mens veel vroeger uit Afrika vertrok dan gedacht, in 2018 bijval. In de Misliya-grot in Noord-Israël vond een groep onderzoekers onder leiding van professor Israel Hershkovitz van de universiteit van Tel Aviv een bovenkaak met acht tanden die duidelijk in de mond van een Homo sapiens hebben gezeten.
De vondst bleek tussen de 177.000 en 185.000 jaar oud te zijn, dus nu is het vrijwel zeker dat Homo sapiens Afrika verliet lang vóór de grote emigratiegolven van 60.000 jaar terug.
Hoe ver de eerste moderne emigranten kwamen en of er nu nog nakomelingen van zijn, is onbekend, maar naast het gebit in Zuid-China zijn er meer aanwijzingen dat hun reis niet in Israël is geëindigd.
In 2018 dook er in Saudi-Arabië bijvoorbeeld een vingerkootje van een vroege Homo sapiens op. Het is 88.000 jaar oud, wat erop duidt dat onze voorouders zich minstens hebben verspreid naar het Arabisch Schiereiland, dat toen veel vruchtbaarder was dan nu.
We hebben meer mensen in ons
Als Homo sapiens misschien wel 200.000 jaar geleden buiten Afrika leefde, duurde de overlapping van onze voorouders en andere soorten mensen veel langer dan gedacht.
Al jaren weten de onderzoekers dat moderne mensen tussen de 40.000 en 45.000 jaar geleden in dezelfde delen van Europa voorkwamen als de Neanderthaler. Maar met een vroege emigratie uit Afrika hebben onze voorouders zeker een of meer van de andere mensensoorten ontmoet die toen al grote delen van de wereld bewoonden.
Niet alleen leefden onze voorouders in dezelfde gebieden als andere mensen, ze moeten het ook met elkaar gedaan hebben en samen kinderen hebben gekregen, blijkt uit DNA-analyses van huidige mensen.
Zo is 1 tot 4 procent van het DNA van moderne Europeanen afkomstig van de Neanderthaler, en her en der in Oceanië en Zuidoost-Azië hebben mensen tot 5 procent DNA van de Denisova-mens, een soort die is benoemd op grond van enkele botvondsten in een grot in het Altaigebergte in Siberië.
Wolven temmen was een voordeel
De ontdekking dat Homo sapiens kinderen kreeg met andere mensensoorten maakt het verdwijnen van de laatste raadselachtiger. De onderzoekers hebben echter wel een idee wat er kan hebben plaatsgevonden.
Misschien ontvingen we die soorten met open armen – en bezweken zij aan onze ziekten waar ze geen weerstand tegen hadden.
Of wie weet hadden onze voorouders bij de jacht zo’n groot voordeel van hun getemde wolven dat andere soorten het tegen hen aflegden, zoals onlangs is geopperd door de Amerikaanse antropoloog Pat Shipman.
Of mogelijk zijn ze door een natuurramp verdwenen.
Een van de allerzwaarste vulkaanuitbarstingen in de geschiedenis van Europa, die de supervulkaan Campi Flegrei in Italië met de grond gelijkmaakte, vond zo’n 39.300 jaar geleden plaats – en daar verliezen we ook het spoor van de westerse Neanderthalers.
De oorsprong en verspreiding van Homo sapiens zijn dus veel complexer dan gedacht.
We zijn in heel Afrika ontstaan, trokken weg in golven – vanaf bijna 200.000 jaar terug – en leefden tienduizenden jaren met andere mensensoorten.
Als we één ding hebben geleerd van de ontdekkingen van de afgelopen jaren, is het dat het verhaal nog lang niet rond is. Onze kennis van de menselijke geschiedenis is gebaseerd op enkele vondsten, en een nieuwe datering van één schedel uit Marokko was daarom genoeg om onze soort op slag stukken ouder te maken.
En in de aardlagen ligt misschien nog een nieuwe vondst te wachten om het verhaal van de mens aan te vullen.