Sir John Franklin, al bij zijn leven een legende, kamde zo’n 30 jaar lang de ijskoude wateren tussen Groot-Brittannië en Canada uit. In 1822 bereikte deze Brit een mythische status toen hij zijn eerste tocht via de Canadese Coppermine River naar het noordpoolgebied overleefde op een dieet van mos en afgetrapte leren laarzen.

Vóór de noodlottige expeditie had sir John Franklin tweederde van de noordkust van Noord-Amerika in kaart gebracht.
Honger was echter niet het probleem toen de Brit zijn twee schepen, HMS Terror en HMS Erebus, met hun 129 bemanningsleden op 19 mei 1845 uit de Engelse haven van Greenhithe loodste. De 59-jarige zwaarlijvige kapitein was nu niet bepaald het prototype van de hardwerkende zeeman.
Maar de bemanning had alle vertrouwen in de heldhaftige zeevaarder en was ervan overtuigd dat Franklin de mysterieuze Noordwestelijke Doorvaart ten noorden van Canada wel zou vinden: een kortere zeeroute tussen Groot-Brittannië en Azië.

De HMS Terror zocht een korte route naar Azië via de Noordwestelijke Doorvaart, maar kwam in 1846 vast te zitten in het Arctische ijs.
De HMS Terror en HMS Erebus waren dan ook de best uitgeruste schepen ooit voor het verkennen van de poolstreken. Er waren complete stoomlocomotieven diep in de scheepsromp gemonteerd, die de schroef aandreven. Bovendien was de boeg versterkt met ijzer om het ijs beter te kunnen breken, terwijl een enorme ketel het schip voorzag van warmte via een buizenstelsel.
Heel Europa leefde mee toen sir John Franklin koers zette naar de onbekende, ijskoude wateren.
Als alles volgens plan zou verlopen, dan zouden de schepen na drie jaar terugkeren naar Groot-Brittannië met een beschrijving van de Noordwestelijke Doorvaart. Maar pas 170 jaar later werd het schip weer gezien.
Robot vindt legendarisch scheepswrak
Er lag veel druk op Parks Canada, een organisatie voor het behoud van de natuur en het erfgoed van Canada, toen er in 2014 weer een team opuit trok om te zoeken naar de verdwenen schepen van sir John Franklin. Zes jaar intensief afspeuren van ruim 800 km2 zeebodem voor zo’n 670.000 euro had niets opgeleverd, en de hoop om een van de grootste scheepvaartmysteries ooit op te kunnen lossen, leek te vervliegen.
De vreugde was dus groot toen marien archeologen Ryan Harris en Marc-André Bernier op 1 oktober 2014 rapporteerden dat ze op de bodem van de Noordelijke IJszee een van Franklins schepen hadden gevonden, de HMS Erebus. Het schip was gelokaliseerd door een onderwaterrobot, een ROV (remotely operated vehicle), en onder meer de scheepsklok werd meteen geborgen.
‘Het is zonder twijfel het meest indrukwekkende wrak waar ik ooit naar gedoken heb,’ zei Marc-André Bernier na de vondst. De exacte locatie is nog steeds geheim met het oog op mogelijke plunderingen.

In de koude Arctische wateren is het houtwerk van HMS Erebus goed bewaard gebleven.
Franklin stierf al snel
Parks Canada was niet de eerste partij die zocht naar de schepen om het lot van de Franklin-expeditie op te helderen. Van 1848 tot 1854 staken de Britten 760.000 pond – zo’n 100 miljoen huidige euro – in het lokaliseren van de zeeheld en zijn twee schepen.
Zeker 40 expedities, veelal Brits, trokken eropuit om het raadsel op te lossen. Maar het eerste nieuws over de Franklin-expeditie bereikte Engeland pas in 1854, toen de onderzoeker John Rae een praatje maakte met een groep Inuit tijdens een verblijf in Pelly Bay in het uiterste noorden van Canada.
De Inuit vertelden Rae dat ze vier jaar eerder op een groepje van 40 zieke, uitgehongerde mannen waren gestuit, die een jol en een paar sleden trokken. Later zagen de Inuit zo’n 30 omgekomen zeelieden, die stijfbevroren in hun tent lagen, of onder een jol die was omgekeerd in een wanhopige poging de kou buiten te houden.
Rae kocht wat spullen van de Inuit, zoals astronomische instrumenten en een medaille, die ooit van Franklin waren.

EEN KLOKJE VAN DE TERROR lag in een verlaten boot. Het zilveren klokje werd gevonden samen met twee skeletten en andere spullen.

Stoker John Torrington stierf als een van de eersten in de winter van 1846. De permafrost heeft zijn lichaam geconserveerd.
Na John Raes gruwelijke ontdekking zette Franklins vrouw een nieuwe zoekactie naar haar man op touw. Toen de expeditie in 1859 Koning Willem-eiland bereikte, doken er beenderen op van de bemanningsleden van de HMS Terror en de HMS Erebus.
Maar nog opzienbarender was de vondst van een document dat ondertekend was door Francis Crozier, de kapitein van de Erebus. Het op 25 april 1848 gedateerde document beschreef hoe beide schepen verlaten werden nadat ze in september 1846 vast waren komen te zitten in het ijs, en dat de 105 overlevenden naar het zuiden wilden gaan.
Een krabbel in de marge sprong in het oog: ‘Franklin stierf op 11 juni 1847.’

De meeste mannen van Franklin kwamen aan hun einde op Koning Willem-eiland. De rode lijn toont de bekende route van de Erebus en Terror, terwijl de stippellijn de vermoedelijke weg aangeeft die de schepen aflegden nadat ze in het ijs vast waren komen te zitten.
Inuit tippen onderzoekers
Na de vondst van de HMS Erebus zocht de organisatie Parks Canada nog intensiever naar de HMS Terror – en twee jaar later, op 3 september 2016, was het opnieuw raak.
Bij Koning Willem-eiland in het noorden van Canada sloeg de ‘side scan sonar’ van verkenningsschip Martin Bergmann ineens uit. De leider van de expeditie, Adrian Schimnowski, kon zijn ogen niet geloven toen de camera van het schip liet zien wat er zich in het ijskoude water verborg.
Vlak onder Schimnowski openbaarde zich het wrak van de HMS Terror in al zijn mysterieuze grandeur. Het was de bekroning van 170 jaar zoeken.

De omtrek van de HMS Terror was te zien toen de sonar bij het wrak kwam.
Al was het verkenningsschip tot de mast toe gevuld met hightech apparatuur, Franklins schip werd pas gevonden na een praktische en betrouwbare tip van een Inuit.
Zes jaar eerder, in 2010, had de plaatselijke jager Sammy Kogvik iets raars uit het ijs zien steken op weg naar zijn woonplaats Gjoa Haven. Toen de Martin Bergmann in 2016 bij Gjoa Haven voor anker lag, vertelde Kogvik over zijn vondst, waarna de Canadese verkenners de route direct omgooiden om de tip van de Inuit na te trekken.
En dankzij de informatie van Sammy Kogvik werd een van de grootste mysteries uit de geschiedenis van de scheepvaart opgelost. Maar het was lang niet voor het eerst dat de poolbevolking licht wierp op het vreselijke lot van sir John Franklin en zijn schepen.
Kannibalisme hielp zeelieden overleven
Franklins lijk is nooit gevonden, dus het is niet bekend waaraan hij overleed. Maar zeker is dat de kapitein en zijn bemanning een gruwelijke dood stierven.
Het onderzoek van de skeletten bij Koning Willem- eiland wijst uit dat de bemanning aan loodvergiftiging, scheurbuik en andere rampspoed is overleden. En sinds John Rae de Inuit bij Pelly Bay meer dan 160 jaar terug ondervroeg, gaat het gerucht dat de mannen de dood op afstand wisten te houden met kannibalisme. Destijds zei de lokale bevolking gestuit te zijn op hopen botten van mensen, die doormidden waren gebroken.

In de jaren 1980 en 1990 groeven diverse archeologen de restanten van de lichamen bij Koning Willem-eiland onder het ijs vandaan. De botten vertonen duidelijke sporen van messen, wat overeenkomt met de verhalen van de Inuit.
En in 2015 publiceerden de antropologen Simon Mays en Owen Beattie een opzienbarend rapport, dat aantoonde dat Franklin en zijn mannen hun tanden inderdaad in hun overleden scheepsgezellen hadden gezet. De botten waren verhit en op meerdere plekken gebroken.
Beattie en Mays maakten daaruit op dat de bemanning de botten van de dode zeelieden gekookt heeft om het voedzame beenmerg eruit te halen.
Onderzoek van de Terror kan jaren duren
In hoeverre Franklin en zijn bemanning mensenvlees aten, blijkt niet uit de vondst van de HMS Terror. Wel biedt het wrak inzicht in het leven aan boord van het legendarische schip.
Toen de Terror op 3 september 2016 op 24 meter diepte bij Koning Willem-eiland gevonden werd, precies 170 jaar nadat hij zich vastboorde in het ijs, was het houten schip in verrassend goede staat.
Een aantal weken lang kamde een onderwaterrobot met HD-camera’s het hele schip uit, van de eetzaal tot de hutten, waaronder die van de kapitein, waar drie van de vier hoge ramen nog volledig intact waren. In het ruim stonden de borden nog op de planken, en het wrak bevatte bovendien twee flessen wijn, kasten en tafels met geopende laden.
Op het dek lag de scheepsklok, en bij de voorsteven stak de zes meter lange boegspriet van de Terror nog in het troebele water.
Met de vondst van de HMS Terror lijkt het erop dat het laatste hoofdstuk over Franklins fatale poolexpeditie – waar archeologen, geschiedkundigen en avonturiers zich 170 jaar lang vol vuur op hebben gestort – uit is. Maar niet voor Adrian Schimnowski.
‘Het verhaal is pas begonnen. We moeten nog veel in en rond het wrak onderzoeken. En het kan jaren duren voor we weten wat er precies gebeurd is met Franklin en zijn bemanning,’ aldus de expeditieleider.