Top 10: Pioniers van de geneeskunde
Wij kiezen de 10 grootste pioniers van de geneeskunde.

1. Hippocrates: Einde aan bijgeloof
460 - ca. 377 v.Chr.: Hippocrates was de allereerste arts in de moderne zin van het woord. Hij nam afstand van bijgelovige behandelwijzen en het idee dat men de goden moest raadplegen als iemand ziek werd. In plaats daarvan probeerde hij de patiënten te genezen op grond van zijn ervaring met hoe het lichaam werkt.
Hippocrates verspreidde vanuit zijn kliniek en school voor artsenij op het Griekse eiland Kos de boodschap dat de arts moest onderzoeken en noteren wat mensen ziek of gezond maakte, zodat hij zijn arsenaal geneeswijzen kon uitbreiden.
Hippocrates zou de auteur zijn van verschillende geneeskundige werken, zoals Corpus Hippocraticum. Die verzameling teksten bevat de eed van Hippocrates: de eerste gelofte met ethische regels voor het werk van de arts en invoering van zwijgplicht.
2. Andreas Vesalius: Kijkje in het lichaam
1514-1564: Het lichaam is een geheel waarin alles samenwerkt. Dit baanbrekende standpunt verdedigde de Vlaamse arts Andreas Vesalius in zijn zevendelige werk uit 1543, De Humani Corporis Fabrica (over de structuur van het menselijk lichaam). Het was het eerste anatomieboek ter wereld. In plaats van de werking van het lichaam te verklaren aan de hand van astrologie, zoals destijds gebruikelijk was, ontleedde Vesalius dode mensen. Hij beschreef alles wat hij zag en liet een kunstenaar alle details nauwgezet tekenen.
3. Alexander Fleming: Schimmels leiden tot medicijn
1881-1955: Eind jaren 1920 ontdekte de Britse arts en bacterioloog Alexander Fleming bij toeval dat schimmels een nuttige eigenschap hebben: ze doden stafylokokbacteriën. Vervolgens slaagde hij erin het eerste antibioticum te ontwikkelen door de stof penicilline van de schimmel te isoleren. In 1945 kreeg Fleming de Nobelprijs voor het medicijn, dat sindsdien ontelbare levens redde.
4. Louis Pasteur: Eerste microbioloog
1822-1895: Kleine organismen die we niet met het blote oog kunnen zien, besmetten het lichaam en maken ons ziek. Die ontdekking van de Franse bioloog Louis Pasteur was het begin van de microbiologie. In 1881 ontwikkelde Pasteur bovendien een vaccin dat bacteriën doodt, en vier jaar later bewees hij dat inenting ook helpt tegen virussen, toen hij een jongetje redde dat gebeten was door een hond met hondsdolheid.
5. Joseph Lister: Artsen gaan hun handen wassen
1847-1912: Geïnspireerd door Pasteurs microbiologie begon de Britse chirurg Joseph Lister voor een operatie zijn instrumenten en handen te wassen in antibacterieel fenol. Hij bespoot de operatiekamer en reinigde wonden met het middel. Het sterftecijfer kelderde en algauw volgden andere artsen Listers voorbeeld.
6. Karl Landsteiner: Bloedtransfusie wordt veilig
1868-1943: In de 19e eeuw was al bekend dat je van een bloedtransfusie ziek kunt worden, maar pas in 1901 ontdekte de Oostenrijker Karl Landsteiner de bloedgroepen en begreep hij dat we antistoffen kunnen aanmaken.
7. Niels Stensen: Het hart op de juiste plek
1638-1686: De Deen Niels Stensen (Steno), grondvester van de geologie, droeg ook bij aan de geneeskunde. Stensen verwierp het idee van het hart als woning van de ziel en stelde vast dat het een spier is die bloed rondpompt. Hij was ook de eerste die de hersenstructuur wist te beschrijven.
8. James Young Simpson: Schot schakelt zichzelf uit
1811-1870: De Schotse gynaecoloog testte in 1847 chloroform op zichzelf en was meteen buiten westen. Zo kwam hij op het idee patiënten voor een operatie te verdoven met het middel.
9. Felix Hoffman: Een pil tegen hoofdpijn
1868-1946: Acetylsalicylzuur (aspirine) werd gewonnen uit wilgenbast, totdat de scheikundige Felix Hoffman de stof in 1897 zelf fabriceerde en zo massaproductie mogelijk maakte.
10. Crick & Watson: Erfelijke ziekten verklaard
1916-2004 & 1928-: Het recept van het leven werd ontdekt toen twee onderzoekers in 1953 de dubbele spiraal van het DNA-molecuul beschreven. Duidelijk werd hoe we ziekten erven, en nieuwe behandelingen werden mogelijk.