Shutterstock

Waarom zijn we bang voor het donker?

Veel kinderen zijn bang voor het donker, en volwassenen ook vaak wat ongemakkelijk. Waar komt die angst vandaan?

Angst voor het donker lijkt misschien irrationeel en onnodig in onze beschaafde wereld, maar de reactie wortelt in de evolutie en heeft onze soort helpen overleven.

De oorzaak ligt in de manier waarop we onze zintuigen gebruiken. Als ‘dagdieren’ hebben onze voorouders een zicht ontwikkeld dat het best werkt bij zonlicht met een intensiteit tot 10.000 lux.

Als de duisternis valt, passen onze ogen zich aan en worden ze 300 keer zo gevoelig voor licht, maar toch is ons nachtzicht niet erg indrukwekkend.

© Shutterstock

Het donker schakelt je angstcentrum in

Waar: Het donker kan ons, net als meer reële bedreigingen, afschrikken. Angst ontstaat in de amygdala, een klein hersengebiedje dat je alert maakt.

Hoe: De bijnieren geven noradrenaline en adrenaline af, die de hartslag, zweetproductie en bloedsuiker verhogen.

Waarom: Zicht is ons belangrijkste zintuig. Als de duisternis het uitschakelt, voelen we ons kwetsbaarder.

Wij kunnen onze omgeving nog waarnemen bij 1 lux, maar veel dieren kunnen met veel minder toe.

Nachtdieren als de huiskat kunnen zien bij 0,125 lux, een achtste van het licht dat wij nodig hebben. Het nachtzicht van uilen is nog eens tien keer zo goed als dat van katten, terwijl mestkevers met 0,0001 lux toe kunnen.

Onze voorouders moesten oppassen voor roofdieren, giftige slangen en insecten. Wie bang was in het donker, had van nature betere overlevingskansen dan wie onverschrokken de nacht in walste – en daarom is de angst voor het donker de mens bijgebleven.