Shutterstock

Massa-extinctie maakte de weg vrij voor dinosauriërs

De bloeitijd van de dinosauriërs begon 233 miljoen jaar geleden met vulkaanuitbarstingen en zure regen.

Een meteorietinslag werd het einde van de dinosauriërs – dat feit is zo langzamerhand wel bekend. Maar de gouden tijd van de dinosauriërs begon ook dramatisch, als je een nieuw onderzoek gepubliceerd door onderzoekers van onder meer de universiteit van Bristol en China University of Geosciences mag geloven.

Met behulp van fossielen hebben de wetenschappers, die hun onderzoek hebben gepubliceerd in het wetenschappelijke tijdschrift Scientific Advances, meerdere bewijzen gevonden voor nóg een massa-extinctie in de geschiedenis van de aarde – naast de vijf grote die vaak genoemd worden.

233 miljoen jaar geleden werd de atmosfeer door gigantische vulkaanuitbarstingen volgepompt met CO2, methaan en waterdamp, wat enorme gevolgen had voor het klimaat en dierenleven, en de weg vrijmaakte voor de bloeitijd van de dinosauriërs in de 165 miljoen jaar daarna.

Het was zo’n hevige gebeurtenis dat deze, volgens de wetenschappers van het nieuwe onderzoek, net zo veel soorten doodde als de grote meteorietinslag 66 miljoen jaar geleden.

De wetenschappers achter dit nieuwe onderzoek hebben de grote klimaatramp (CPE) uitgeroepen tot een massa-extinctie op het niveau van de vijf grote die we al kennen.

© D. BONADONNA/ MUSE, TRENTO

Hevige klimaatveranderingen treffen de aarde

Eerder onderzoek toonde aan dat de heerschappij van de dinosauriërs 232 miljoen jaar geleden op zijn hoogtepunt was, in het geologische tijdperk Trias. Deze periode duurde van 251 tot 200 miljoen jaar geleden, toen het klimaat warm en droog was met slechts korte regenperioden.

In de tijd tot aan de doorbraak van de dinosauriërs werd de wereld door een aantal hevige klimaatveranderingen geteisterd, met kort achter elkaar vier enorm vochtige perioden.

Deze perioden konden onderzoekers voorheen onder meer aflezen aan de afzettingen in de Dolomieten, een gebergte in Noord-Italië. Die lagen bestaan vooral uit kalkzandsteen, terwijl de aardlagen uit de droge perioden voornamelijk uit mergelkalksteen bestaan.

Toen het klimaat op aarde plotseling veranderde, stelde dat hoge eisen aan het aanpassingsvermogen van de dieren. De fossielen tonen aan dat de dinosauriërs deze problematiek veel beter aankonden dan hun concurrenten.

© Giphy

Reptielen in de meerderheid

Tot aan het tijdperk van de dinosauriërs was er een veelvoud aan reptielen in de meerderheid – van krokodilachtige soorten en schildpadden tot groepen waarvan vandaag de dag geen nakomelingen meer bestaan.

De hevige klimaatveranderingen waren volgens wetenschappers te wijten aan een zeer krachtige vulkanische activiteit die zijn oorsprong had in West-Canada.

Het resultaat van deze vulkaanuitbarstingen was een veel vochtiger klimaat, een opwarming van de aarde en zure regen: factoren die gezamenlijk de bezem door de fauna haalde.

Naast de dinosauriërs profiteerde ook de dierensoort die later tot de zoogdieren evolueerde van de klimaatveranderingen.