De meeste gewone vuurwapens en kanonnen bestaan uit gesloten buizen die door middel van kleine explosies kogels afvuren. Wanneer een kogel uit zo’n gesloten buis wordt geschoten, vliegt de hele buis met een vergelijkbare kracht naar achteren als gevolg van de derde wet van Newton. Dit noemen we de terugslag.
Een bazooka daarentegen bestaat uit een open buis. Wanneer je een raket afvuurt met een bazooka, vliegen hete gassen met hoge snelheid uit de achterkant van de raket. De gassen duwen de buis echter niet naar achteren, zoals bij gewone vuurwapens, want ze vliegen gewoon door de open achterkant.
Alleen de wrijving tussen de raket en de buis of tussen de gassen en de buis kan tegen de bazooka duwen.
Daarom kan de schutter vrijwel stil blijven staan of zitten en heeft hij of zij geen last van terugslag bij het afvuren van een bazooka. We noemen een bazooka dan ook een terugslagloos wapen.
Toch mogen bazooka’s alleen worden afgevuurd met een veilige afstand aan de achterkant, omdat de gassen die uit de achterkant vliegen een persoon – of een muur – kunnen raken en terug kunnen slaan naar de schutter.
Oudere bazookamodellen spuwen een steekvlam aan de achterkant uit, waardoor niet altijd alleen de vijand gewond raakte in schietpartijen.