De atoombommen op Hiroshima en Nagasaki in augustus 1945 zijn tot nu toe de enige kernwapens die in een oorlog gebruikt zijn. Hoewel de verwoesting enorm was, verbleekt de destructieve kracht van deze A-bommen bij die van de H-bom of waterstofbom.
Beide zijn kernwapens, maar ze werken volgens een verschillend principe.
Een H-bom is verwoestender dan een A-bom
De A-bom van Hiroshima maakte gebruik van kernsplijting, die een kettingreactie op gang bracht. Bij een H-bom is de kernsplijting slechts het begin: de energie daarvan fuseert de zware waterstofatomen deuterium en tritium.
Tijdens deze kernfusie raken de waterstofatomen een beetje massa kwijt doordat ze één atoom vormen. De verloren massa komt vrij als energie en veroorzaakt de enorme explosie.
De grootste waterstofbom die ooit is ontploft, was de Tsar Bomba van de Sovjet-Unie die in 1961 getest werd. De kernproef had een kracht van 50.000 kiloton: meer dan 3300 keer zo veel als de Hiroshima-bom.