Waar wordt voedingskleurstof van gemaakt?
Levensmiddelen kunnen rood, bruin of groen worden gekleurd. Maar waar komen die kleuren eigenlijk vandaan?

Kleurstoffen voor voedingsmiddelen worden synthetisch geproduceerd of uit planten en dieren gehaald. Zowel kunstmatige als natuurlijke kleurstoffen worden binnen de EU aangeduid met een E-nummer tussen 100 en 199.
Plantaardige kleurstoffen omvatten bijvoorbeeld het magentakleurige, vrijwel smaakloze E-162, dat onder andere in sauzen en snoep wordt gebruikt.
Het bestaat uit het pigment betanine, dat in hoge concentraties voorkomt in rode biet. Betanine wordt aan bieten onttrokken door deze te persen en de vloeistof te filteren en te pasteuriseren.
Schildluis geeft Campari zijn kleur
Achter de rode kleurstof E-120 gaat een schildluis schuil, die leeft op cactussen in Midden- en Zuid-Amerika.
De kleurstof, die ook wel karmijn wordt genoemd, wordt vervaardigd door het schild van vrouwelijke luizen te drogen, te ontvetten en fijn te malen.
De natuurlijke kleurstof wordt onder meer gebruikt voor worst en Campari, maar zit ook in lipstick en rouge.
Synthetische kleur verlengt houdbaarheid
Vrijwel alle kleuren kunnen natuurlijk worden geproduceerd, maar ze zijn niet allemaal bruikbaar in levensmiddelen.
Door de kleuren synthetisch te maken, kan de prijs worden verlaagd en de houdbaarheid worden verlengd.
Een voorbeeld van zo’n synthetische kleurstof is E-131 ofwel patentblauw, dat oorspronkelijk was gebaseerd op teer. Tegenwoordig wordt het vaak met aardolie gemaakt.
De kleurstof geeft onder meer snoepjes en non-alcoholische dranken een blauwe kleur. In sommige landen wordt E-131 ook toegevoegd aan feta, omdat de blauwe kleur de oranjegele kleuren uit het licht absorbeert, waardoor de kaas er wit uitziet in plaats van gelig.