Het vermoeden komt voort uit een onderzoek waarbij muizen water kregen met een lage dosis aspartaam.
Hierna vertoonden de muizen bij diverse tests angstig gedrag, en dat gold ook voor hun jongen en voor de jongen daar weer van, ook al hadden die nooit aspartaam gekregen.
Bij nader onderzoek werden opvallende veranderingen ontdekt in de amygdala van de muizen, het hersengebied dat angstgevoelens kan activeren.
Als je bijvoorbeeld frisdrank met aspartaam drinkt, wordt de zoetstof afgebroken in fenylalanine, asparaginezuur en methanol, die het centraal zenuwstelsel kunnen aantasten.
De theorie van de onderzoekers is daarom dat deze stoffen de veranderingen in de amygdala veroorzaken, en dat zogeheten epigenetische schakelaars ervoor zorgen dat ze worden doorgegeven aan toekomstige generaties.
Of de bevindingen rechtstreeks op mensen kunnen worden overgedragen, is nog onzeker.
De onderzoekers roepen op tot klinische proeven om het daadwerkelijke risico voor mensen vast te stellen – vooral omdat de veranderingen bij muizen optraden na een veel lagere dosis dan de toegestane inname per kilo lichaamsgewicht.