Wanneer werd de grasmaaier uitgevonden?
Wanneer werd de grasmaaier uitgevonden, en waar haalde de uitvinder zijn idee vandaan?

De grasmaaier werd in 1827 door de Engelsman Edwin Beard Budding uitgevonden en in 1830 nam hij er patent op. In het patent heette het apparaat ‘een nieuwe combinatie en toepassing van machinerie voor maaien en knippen van planten op gras- en sportvelden’.
Inspiratie uit textielfabriek
Budding deed zijn inspiratie voor de grasmaaier op in een textielfabriek, waar de geweven wollen stoffen werden getrimd door een knipmachine met ronddraaiende messen. Deze machine haalde uitstekende vezels weg om het oppervlak glad en effen te maken.
Budding gebruikte dit principe om een cilindermaaier van gietijzer te maken met drie messen die om een horizontale as draaiden als de maaier werd voortbewogen. Het maaien zelf gebeurde door de roterende messen en een vast mes, als bij een schaar. Het gras werd in een bak aan de voorkant opgevangen.
Werk van acht man overgenomen
De hovenier van de dierentuin in Regent’s Park in Londen nam de grasmaaier als een van de eersten in gebruik. Na een proeftijd van vier maanden zei de hovenier erg tevreden te zijn met de maaier, die het werk van zes tot acht man met sikkels overnam.
Vóór de grasmaaier
Voordat de grasmaaier er was, moest gras met een zeis, een sikkel of een grote tuinschaar bijgeknipt worden. Dit was lastig en tijdrovend. In de grote parken en tuinen hielden koeien, schapen of herten het gras echter vaak op de gewenste lengte.