Glas is doorzichtig omdat zijn elektronen het zichtbare licht niet ‘remmen’ – in tegenstelling tot veruit de meeste andere materialen.
Licht bestaat uit deeltjes, fotonen, en wanneer die een materiaal raken, beïnvloeden ze de elektronen ervan.
Elektronen bewegen rond hun atoomkern in verschillende banen, elk met een ander energieniveau.
Een foton kan ook energie afstaan aan een elektron, dat dan naar een ander energieniveau kan springen.
Als het foton te weinig energie bevat voor die manoeuvre, trekt het verder door het materiaal.
De fotonen in zichtbaar licht bevatten niet genoeg energie om de elektronen in de atomen van het glas in beweging te brengen, zodat het licht passeert en onze ogen ongewijzigd bereikt.
Daarom ervaren wij glas als doorzichtig.