Gewoonlijk bevatten koolstofatomen zes protonen en zes neutronen, en daarom worden ze koolstof 12 genoemd. De zwaardere, radioactieve variant, koolstof 14, bevat echter acht neutronen.
Tegenwoordig is er nog maar een duizendste gram nodig om de ouderdom van een organisme te kunnen bepalen. Het monster wordt in een versneller geplaatst, die simpel gezegd het zwaardere koolstof 14 scheidt van het lichtere koolstof 12.
Koolstof 14-methode is niet geheel accuraat
De zogeheten halveringstijd van koolstof 14 is 5730 jaar – zo lang duurt het voor de hoeveelheid koolstof 14 in een organisme is gehalveerd. Na twee halveringstijden, 11.460 jaar, is slechts een kwart van het oorspronkelijke koolstof 14 over.
De meetmethode is onnauwkeurig, doordat de concentratie koolstof 14 in de atmosfeer niet constant is, maar varieert op basis van veranderingen in het magnetisch veld van de aarde en de zon.
De onzekerheid in de datering hangt af van de ouderdom van het monster: bij vondsten uit de middeleeuwen kan de methode er 40 jaar naast zitten, bij vondsten uit de steentijd 100 jaar.
Daarbij kan vis ook leiden tot een onjuiste datering van bijvoorbeeld steentijdnederzettingen, doordat vis van nature een laag gehalte aan koolstof 14 heeft. Als onze voorouders dus vis hebben bereid in hun lemen potten, kan dit resultaten opleveren die er duizenden jaren naast zitten.
Dat bleek eens te meer na een Deense studie uit 2013 (https://heritagesciencejournal.springeropen.com/articles/10.1186/2050-7445-1-24 {"target":"_blank", "rel": "follow"}) waarin onderzoekers verse vis in lemen potten bereidden en vervolgens de koolstof 14-methode toepasten.
De visresten werden gedateerd op 2000 jaar oud, en ook de potten leken veel ouder dan ze in werkelijkheid waren.