De trappers drijven het achterwiel aan via een ketting, en dankzij de versnellingen kan een fietser zelf kiezen hoe lang het wiel moet draaien per keer dat hij de pedalen rondtrapt. Een lage versnelling gebruik je meestal bij een brug of heuvel, een hoge voor lange vlakke paden.
De versnelling zit vanbinnen of vanbuiten. Meerdere tandwielen kun je tot een hoger aantal versnellingen combineren.
De ketting draagt de energie over op het achterwiel. De schakels passen precies op de tanden van het tandwiel. Een goede ketting kan 99 procent van de energie overbrengen; een roestige verliest een groot deel van de energie.
Het aantal tanden op de tandwielen bepaalt de mate van versnelling. Als het tandwiel bij de trappers 54 tanden heeft en het achterste maar 27, dan draait het achterwiel twee keer rond als je je pedalen één keer rondtrapt.