De CO2-uitstoot van een windmolen hangt af van de grootte, de locatie en de mate waarin de elektriciteit voor de productie afkomstig is van hernieuwbare of fossiele energiebronnen.
De vuistregel is dat een windmolen, ongeacht de grootte, binnen zeven à acht maanden gebruik de uitstoot van de bouw, installatie en het onderhoud terugverdient.
Vestas noemt bijvoorbeeld 7,6 maanden voor zijn V150-4,2 MW-turbine, die in 2019 in productie ging.
Die 7,6 maanden is het getal voor de EROI (Energy Return Of Investment), de energie die gedurende de levensduur van een energiebron wordt geproduceerd, gedeeld door de energie die in de bouw en het onderhoud gaat zitten.
Vervangen energie vergroot het voordeel
De vergelijking slaat verder uit in het voordeel van windmolens in de energiemix, die aangeeft welke energiebronnen er betrokken zijn bij de energievoorziening van een land.
Die mix bepaalt de gemiddelde CO2-uitstoot per geproduceerd kWh.
Als een windmolen energie gaat leveren, vervangt hij onder andere steenkool. Kolencentrales stoten 675-1689 gram CO2 uit per geproduceerd kWh. Bij een windturbine is dat 5-25 gram. Voor elk kWh dat van steenkool naar wind gaat, daalt de totale uitstoot van de mix dus.
Als de vervangen energie in de berekening wordt meegenomen, verdient een V150-4,2 MW zijn CO2-uitstoot al in zo’n twee maanden terug.