De bodem bestaat uit vijf bestanddelen: mineralen, organisch materiaal, levende organismen, water en lucht.
Mineralen omvatten kleideeltjes of kwartszandkorrels, organisch materiaal bestaat uit dode plantenresten en humus, en levende organismen variëren van bacteriën tot regenwormen en muggen.
Wetenschappers die de bodem bestuderen, brengen de vele bodemtypen onder in classificatiesystemen.
Het bodemtype op een bepaalde plaats hangt deels af van het moedermateriaal, zoals klei of smeltwatergrind, en deels van het klimaat.
De bodem verandert ook voortdurend. Sommige stoffen worden omgezet, andere worden door regen naar het grondwater gespoeld of hopen zich op.
De vorming van de bodem neemt tientallen – en soms zelfs honderden of duizenden – jaren in beslag. Een goede bodem is dan ook zeer waardevol voor bijvoorbeeld de landbouw, want de bodemkwaliteit is cruciaal voor de oogst.