Aan de kleur van lava kun je zien hoe heet hij is. Lava met gele tinten is boven de 1000 °C, terwijl dieprode lava een temperatuur van 600 à 800 °C heeft.
Gasbellen schieten lava weg
Lava vindt zijn oorsprong enkele kilometers onder het aardoppervlak in de zogeheten mantel. Het gesteente dat daar door de hitte uit de aardkern smelt, noemen we magma.
Het magma hoopt zich op in magmakamers in de aardkorst onder vulkanen. Daar komen gassen vrij, die de druk verhogen en de dichtheid van het magma verlagen. Hoe lager de dichtheid, hoe sneller het magma uiteindelijk uit de vulkaan schiet.
Het gehalte gassen in het magma bepaalt dan ook de kracht van de vulkaanuitbarsting.
Als het magma uit de vulkaan schiet, koelt het af en wordt het lava genoemd.
De meeste typen lava horen bij twee hoofdgroepen: het basische andesiet en het zure ryoliet. De zuurgraad wordt bepaald door het gehalte kiezelzuur, dat uit zuurstof en silicium bestaat en zo’n 90 procent van de aardmantel vormt.
De zuurgraad bepaalt op zijn beurt de vloeibaarheid van de lava. Andesiet bestaat voor circa de helft uit kiezelzuur en kan daardoor verder stromen dan het stroperigere ryoliet, dat voor zo’n 70 procent uit kiezelzuur bestaat.