De gaten op de beelden waren ovaal met een diameter van 2 à 3 centimeter en maakten deel uit van langere tunnelstelsels tot een halve meter.
Eerst dachten ze aan borstelwormen, maar de gaten hadden daar de verkeerde vorm voor. En zee-egels zouden er niet door passen.
Nu heeft het team wellicht eindelijk het antwoord gevonden: kleine vlokreeftjes. Dat schrijven ze in een artikel in het tijdschrift Ecology and Evolution.
Aanwijzingen in een 40 jaar oude opname
Terwijl het team de vele opnamen onder de loep nam, kreeg onderzoeksleider Angelika Brandt van het Senckenberg Museum in Duitsland een openbaring.
Bij toeval zag ze op een van de beelden een piepkleine, roze kreeftachtige uit een van de gaten klimmen. Een tijdje later had ze een 40 jaar oude opname opgevist die ze zich herinnerde.
De beelden tonen toont een amphipode (vlokreeft) uit Antarctica in gevangenschap, die met zijn voorste ledematen in een aquarium kuiltjes graaft die sterk lijken op die in de Beringzee.
Het team ving vervolgens een van de kreeftachtigen, die van het geslacht Maera bleek te zijn. De onderzoekers denken op een nieuwe soort te zijn gestuit, die ze nu formeel beschrijven en een naam geven.
Hoewel de wetenschappers de soort uit de Beringzee de gaten nog niet hebben zien maken, weten ze zeker dat het 2 centimeter grote diertje ze gebruikt om tijdens het graven van tunnels sediment uit voedzame lagen van de zeebodem te eten.
Bovendien kunnen ze de kuilen gebruiken om eitjes te leggen, omdat de jongen dan niet bedreigd worden door grotere roofdieren en opgroeien in een voedselrijke omgeving. Vrouwtjes hebben zakjes onder hun lichaam waarin ze hun jongen grootbrengen.
Als de jongen geboren zijn, drijven ze niet weg zoals bij veel andere soorten, maar blijven ze enkele weken in de kuilen die hun ouders hebben gemaakt.