Planten vormen zuurstof (O) van kooldioxide (CO2), zonlicht en water. Allerlei enzymen en eiwitcomplexen in hun bladeren doen het werk. De reactie daarbij, de fotosynthese, is een van de meest basale processen op aarde.
Om één O2-molecuul en één CO2-molecuul te produceren moeten planten uit het zonlicht zo’n 10 lichtfotonen halen. Over het algemeen benutten planten echter nog geen procent van al het zonlicht dat op hun bladeren valt. Alleen zeer effectieve planten halen de 3%. De meting van de fotosyntheseratio van de plant gebeurt doorgaans door zijn O2-productie of CO2-opname te meten. De methode is niet eenvoudig, want een plant heeft verschillende respiratieprocessen die O2 verbruiken en CO2 vrijgeven, en die moeten we aftrekken van de plantengasrekening.
De hoogste zuurstofproductie is te vinden bij onder meer de zogeheten C4-planten in de tropen. Hun cellen concentreren CO2 uit de lucht en daarom verliezen ze minder water door de warmte. Planten met een gewone fotosynthese, C3-planten, gedijen niet goed in de tropen, maar juist op koelere plekken.