In deze perioden was de oceaan rond Antarctica 3 ºC warmer dan nu.
Dit schiep optimale omstandigheden voor algen. Als die stierven en op de zeebodem belandden, vormden ze kwetsbare, gladde sedimentlagen.
In de tussenliggende koude perioden werden deze lagen bedekt door grovere sedimentlagen, die afkomstig waren van gletsjers en ijsbergen. Dit betekende echter niet dat de dreiging van de kwetsbare lagen voorbij was. Integendeel.
Als de kwetsbare lagen loskomen, verschuiven ook de grove, zware lagen daarop. Dit kan een grote onderzeese aardverschuiving veroorzaken met genoeg kracht om tot een enorme tsunami te leiden – een ramp die al verschillende keren is gebeurd.
Volgens de onderzoekers zijn er meer van dat soort aardverschuivingen op de Antarctische zeebodem geweest: 3 en 15 miljoen jaar geleden trokken er verwoestende tsunami’s de Zuidelijke Oceaan in en naar de kusten van Zuid-Amerika, Nieuw-Zeeland en Zuidoost-Azië.
Waardoor de kwetsbare lagen loskomen, is nog niet definitief vastgesteld.
Onderzoekers denken echter dat de oorzaak waarschijnlijk de klimaatverandering is.
Toen de temperaturen in warmere perioden stegen, smolt er heel veel ijs, waardoor de druk op de aardplaten afnam en ze omhoog kwamen – een verschijnsel dat bekend staat als uplift.
Deze activiteit zou voldoende zijn om aardverschuivingen te veroorzaken, en wetenschappers vrezen dat de huidige klimaatverandering dezelfde schokken kan veroorzaken.
Ze roepen op tot verder onderzoek op dit gebied om meer te weten te komen over de factoren die de stabiliteit rond de koude pool beïnvloeden.