Het waren echter geen olifanten zoals we die nu kennen, of wolharige mammoeten, maar bosolifanten (palaeoloxodon antiquus), die met een hoogte van 4 meter bijna een meter boven de Afrikaanse olifanten van nu uit zouden torenen.
Steengroeve onthult de geschiedenis
Om meer te weten te komen over de machtsverhouding tussen de Neanderthalers en de bosolifanten, bezocht het onderzoeksteam een steengroeve die in de jaren 1980 was blootgelegd bij de Duitse stad Halle.
Hier bestudeerden de onderzoekers de resten van ruim 70 olifanten, waaronder bijna complete skeletten, waarvan de botten bijna 125.000 jaar oud zijn – de periode waarin de Neanderthalers als eerste mensachtigen in de omgeving leefden.
Op de botten vonden de onderzoekers sporen van stenen gereedschap, wat erop wijst dat de Neanderthalers er nauw op toezagen dat er geen vlees verspild werd.
Bovendien zaten er amper knaagsporen op, en dat wijst er ook op dat er nog maar heel weinig vlees op de botten zat voor hongerige dieren, die de botten kapot zouden hebben geknaagd.
‘Er kan wat geknabbeld zijn aan een paar wervels, maar de skeletten zijn zo schoon dat ze niet aantrekkelijk kunnen zijn geweest voor andere carnivoren,’ zegt Lutz Kindler van het Museum for Human Behavioural Evolution in Duitsland tegen het wetenschappelijke medium New Scientist.
Van 25 tot 100 Neanderthalers
Eerdere studies hebben al de suggestie gewekt dat Neanderthalers in kleinere groepen leefden, zelden groter dan 25 individuen.
Maar dat is volgens Wil Roebroeks van de Universiteit Leiden, die de nieuwe studie leidde, nog niet zo zeker, want het vlees van een volwassen olifant kon in feite ongeveer 100 volwassenen voeden.
‘Als een groep van 25 Neanderthalers een olifant zou doden, zouden ze 3 à 5 dagen nodig hebben om hem uit te benen, waarna ze het vlees zouden moeten drogen of roken,’ vertelt hij aan New Scientist, dus moeten de groepen groter zijn geweest:
‘Het gebrek aan sporen op de botten laat zien dat er geen vlees is overgebleven,’ zegt Roebroeks.
Een ander teken dat Neanderthalers het gemunt hadden op olifanten, en niet alleen dieren aten die een natuurlijke dood waren gestorven, is dat de meeste skeletten in de groeve afkomstig waren van mannelijke olifanten.
Dat is logisch, want oudere mannelijke olifanten leven vaker alleen en zijn daarom gemakkelijker te vangen dan olifanten die in grotere kuddes leven.
‘Grote dieren zijn gemakkelijker te doden als je hun beweegruimte kunt beperken, want dan kun je ze bijvoorbeeld afmaken met speren,’ concludeert Roebroeks.