Tsunami van 2004 was de hel op paradijselijke eilanden
Zondagochtend 26 december 2004 wordt de zeebodem opgeschud door een aardbeving bij het Indonesische eiland Sumatra.
De aardbeving is de krachtigste in vier decennia, en de energie ervan komt overeen met de kracht van 23.000 atoombommen.
De schok brengt de enorme watermassa’s van de oceaan in beweging, en enkele minuten later spoelen tot 30 meter hoge vloedgolven over de Indonesische stad Banda Atjeh, die het dichtst bij het epicentrum van de aardbeving ligt.
160.000 inwoners verdrinken in de gulzige golven, maar de ramp begint pas. Enkele uren later beuken gigantische golven op de kusten van 13 landen, en ruim een kwart miljoen mensen komt om het leven.
Animatie: Tsunami breidt zich uit over de Indische Oceaan in 2004
Hoe ontstaat een tsunami?
Tsunami is Japans en betekent ‘havengolf’, en het woord is niet voor niets uit het Japans afkomstig.
De meeste tsunami’s ontstaan namelijk door aardbevingen, en het Aziatische eilandenrijk ligt op de rand van drie tektonische platen in een van de meest actieve aardbevingszones op aarde.
Een tsunami kan echter ook ontstaan als gevolg van een vulkaanuitbarsting, lawine of meteorietinslag. De meest verwoestende tsunami die de aarde ooit heeft meegemaakt, is miljoenen jaren geleden waarschijnlijk veroorzaakt door meteorietinslagen in zee.
Wat de oorzaak ook is, de mechanica van de tsunami is hetzelfde: bij een krachtige zeebeving beweegt de zeebodem op en neer en begint de waterkolom van bodem tot zeespiegel te klotsen, net zoals wanneer je een steen in zee gooit.
Daardoor ontstaan er ringen in het water, die van het centrum van de aardbeving wegtrekken.
Op volle zee is een tsunami nauwelijks waarneembaar, want vanwege zijn golflengte van enkele honderden kilometers is de golf zelden meer dan een halve meter hoog.
Met ongeveer 1000 km/h raast de vloedgolf op het land af. Hier vertraagt de tsunami tot 30 à 40 km/h, en de golflengte, die voorheen over kilometers was gespreid, wordt plotseling samengeperst.
Het gevolg is dat het water wordt opgestuwd tot een metershoge verticale muur van water die op de kusten beukt.
Fijngevoelige meters pikken tsunami op
Sinds 1948 bestaan er al waarschuwingssystemen voor tsunami’s in de Stille Oceaan. Toen richtten de Amerikanen op Hawaï het Pacific Tsunami Warning Center op.
De systemen bestaan uit een gevoelige drukmeter – een tsunameter – gemonteerd op de zeebodem. Het instrument kan de drukveranderingen die een passerende tsunami veroorzaakt, registreren.
De metingen worden verzonden naar een boei op het zeeoppervlak, die de gegevens naar een satelliet stuurt met contact naar alarmcentrales over de hele wereld. Hier gebruiken experts de gegevens om het risico op een tsunami te berekenen en indien nodig alarm te slaan.
In Indonesië zou een waarschuwingssysteem geen verschil hebben gemaakt toen de tsunami in 2004, enkele minuten na de aardbeving, toesloeg, maar een waarschuwingssysteem zou de tienduizenden mensen die enkele uren later omkwamen in de vloedgolf misschien genoeg tijd hebben gegeven om te ontkomen, al waren het misschien maar minuten.
Japan is het best voorbereid op een tsunami
Tegenwoordig heeft Indonesië 22 waarschuwingsboeien, die allemaal zijn aangebracht na de tsunami in 2004. Het probleem is dat de boeien sinds 2014 buiten gebruik zijn vanwege vandalisme en verwaarlozing.
Daarom gingen de waarschuwingslichten ook niet aan op 28 september 2018, toen een aardbeving een tsunami op het eiland Sulawesi afstuurde, waarbij 1200 mensen omkwamen.
In de nasleep van de laatste tsunami heeft de president van Indonesië verklaard dat er in een nieuw waarschuwingssysteem moet worden geïnvesteerd. En hij kan te rade gaan bij Japan.
Toen een van de krachtigste aardbevingen ooit in 2011 een tsunami naar de Japanse miljoenenstad Sendai stuurde, werden mensen enkele minuten na de eerste schokken gewaarschuwd voor de overstroming via tv, radio en sms-berichten. Daardoor hadden ze een minuut of 13 om zichzelf in veiligheid te brengen voordat de tsunami de kust bereikte.
In totaal stierven ongeveer 18.000 Japanners in de watermassa, wat meevalt als je bedenkt dat er 580.000 mensen in het gebied aan de kust woonden.
Zowel Japanse als Amerikaanse wetenschappers werken voortdurend aan het verfijnen van de waarschuwingssystemen door onder meer de seismische metingen te koppelen aan gps-metingen op het aardoppervlak.
Gps-metingen kunnen zelfs de kleinste aardverschuiving registreren. De bewegingen lijken te versnellen in de weken en maanden die aan de echte aardbeving voorafgaan, en kondigen aardbevingen aan die tot tsunami’s kunnen leiden.
De Amerikaanse geoloog Gerard Fryer van het tsunamiwaarschuwingscentrum van de VS, National Oceanic and Atmospheric Administration’s Pacific Tsunami Warning Center, twijfelt er niet aan dat waarschuwingssystemen het belangrijkste bolwerk zijn tegen de allesverwoestende tsunami’s.
‘Er zou niemand meer hoeven te sterven door een tsunami, zolang de waarschuwingssystemen maar goed werken,’ zei Gerard Fryer tegen de website The Verge.
‘En we worden er steeds beter in om die te maken.’