Slangenballen

Omdat de penis van het ringslangmannetje bedekt is met weerhaken, kan een paring uren duren.
Waarom gaan slangen op een kluitje liggen?
De lente is de beste tijd om slangen te zien. Een spectaculaire bezienswaardigheid is een zogeheten paringsbal, waarin talloze ringslangen met elkaar verstrengeld zijn.
In april komen ringslangen uit hun winterslaap om te paren. De mannetjes komen het eerst uit hun holen, want ze hebben meer tijd nodig om zich voor te bereiden: het sperma moet eerst rijpen in de zon.
Twee weken later worden de vrouwtjes wakker en laten ze geurstoffen los – geslachtsferomonen – die aangeven dat ze klaar zijn om te paren.
De feromonen trekken potentiële partners aan, en één vrouwtje kan de belangstelling van wel tien mannetjes trekken. Die dringen zich samen rond het vrouwtje: een paringsbal.
Terwijl een vrouwtje 150 cm lang kan worden, meten de mannetjes slechts 60 tot 80 cm. De kleine mannetjes worstelen met hun staart om de beste positie te krijgen.
Als een mannetje erin slaagt zijn penis in de opening van het vrouwtje te brengen, blijft hij urenlang zitten. De penis heeft weerhaakjes die ervoor zorgen dat het mannetje zijn zaad kan deponeren en dan een soort kurk kan vormen.
Die kurk bestaat uit een afscheiding die de opening van het vrouwtje dichtplakt en zo de toegang voor rivalen blokkeert.
Grasveldverpesters

Als een mol nieuwe gangenstelsels aanlegt, kan hij wel 100 kilo aarde verplaatsen.
Waarom zijn er meer molshopen in de lente?
In de lente is de mol extra actief, en zijn graafwerk laat hopen aarde achter die elke tuinier gillend gek kunnen maken.
Mollen leven alleen en zijn uiterst territoriaal en agressief tegenover indringers. Maar in de lente is het paartijd en waagt het mannetje zich in het territorium van het vrouwtje om te paren.
Om het vrouwtje te bereiken, moet hij ondergrondse gangenstelsels aanleggen, en daarom graaft hij hard met zijn grote voorpoten. De palmen staan naar buiten gericht en dienen als spades die de grond opscheppen.
De mol is heel sterk voor zijn formaat. Hoewel hij maar zo’n 100 gram weegt, kan de mol duwen met een kracht die overeenkomt met 2 kilo.
De grond wordt losgemaakt aan de bovenkant, waar hij zich als een molshoop op het oppervlak ophoopt. Hoeveel molshopen er zijn en hoe groot ze zijn, hangt af van hoe droog of vochtig de grond is, maar meestal zijn ze 10 Ã 15 cm hoog en hebben ze een diameter van circa 50 cm.
Een actieve mol graaft met een snelheid van ongeveer 6 meter per uur en maakt zes molshopen per dag. Graven is zwaar werk, en mollen moeten elke dag 70 tot 100 procent van hun lichaamsgewicht eten om genoeg energie voor de inspanning te hebben.
Meesters in transformatie

Alles verandert aan een kikkervisje. De huid krijgt een andere kleur, de bek wordt breder en de ogen puilen uit. Zelfs de schedel krijgt een andere opbouw.
Hoe veranderen kikkervisjes in kikkers?
Meren en vijvers bruisen van het leven als in het voorjaar het kikkerdril uitkomt. De kikkervisjes gaan meteen op zoek naar voedsel in het water. Ze hebben veel energie nodig om een van de opvallendste gedaanteverwisselingen van het dierenrijk te ondergaan.
In enkele maanden worden de jonge dikkopjes volwassen kikkers. Vrijwel alles verandert: het kraakbeen in de schedel maakt plaats voor botweefsel en de kieuwen worden vervangen door longen.
Het diertje kruipt het water uit en het land op, en waar hij eerder piepkleine algen at, verschalkt hij nu insecten.
Zo wordt een kikkervisje een kikker
In een paar maanden moeten kikkervisjes zich aanpassen aan het leven op het land. En dat vereist een totale metamorfose.

1. Poten komen tevoorschijn
Na 6-8 weken krijgen de kikkervisjes kleine achterpoten onder aan de basis van de staart. In het begin lijken die op kleine roeispaantjes. Zo’n 2 weken later komen de voorpoten.

2. Longen nemen het over
De longen beginnen al na 4 weken te groeien, maar de kieuwen verdwijnen pas als het kikkervisje het water verlaat. Er ontstaan nieuwe bloedvaten die hart en longen verbinden.

3. Staart krimpt
Als de kikker aan land gaat, is de staart niet meer nodig en verdwijnt die deels. Dat gebeurt via zogeheten geprogrammeerde celdood, waarbij enzymen bestanddelen van de staartcellen afbreken.
De metamorfose vindt plaats via de schildklier, waar het hormoon T3, dat de stofwisseling regelt, zeer actief is.
De cruciale rol van het hormoon is zichtbaar in experimenten, waar onderzoekers ofwel het hormoon blokkeerden, ofwel de receptor waar het aan bindt. Het resultaat was dat de kikkervisjes zich niet tot kikkers ontwikkelden.
Behalve hormonen regelen ook andere factoren de transformatie – zo gaat de overgang van dikkopje naar kikker sneller als het warm is of als er volop voedsel te vinden is.
Surfen op de golven

Eendjes besparen energie door op de golven van moeder te surfen.
Waarom zwemmen eendenkuikens in een rechte lijn achter moeder aan?
In het voorjaar zwemt moedereend voorop, terwijl haar kuikens in een rechte lijn volgen. En niet zonder reden.
Studies hebben aangetoond dat eendjes in deze formatie tot 63 procent energie kunnen besparen vergeleken met alleen zwemmen.
Onderzoekers van de universiteiten van Strathclyde in Schotland en de Jiangsu in China bestudeerden met behulp van computersimulaties de golven die watervogels maken als ze zwemmen.
Als eendjes alleen zwemmen, creëren hun poten kleine golfjes die weerstand opwekken. Het kost energie om die te overwinnen. Maar in de juiste positie achter moedereend is er tot 158 procent minder weerstand.
Dit komt door zogeheten destructieve golfinterferentie.
Als de golf van het eendje botst met de golf van de moeder, heffen ze elkaar op, met als gevolg één golf die kleiner is dan de oorspronkelijke twee. Het kuiken hoeft dus niet zijn eigen golfweerstand te overwinnen, maar krijgt gratis een zetje van moeder.
En niet alleen het eendje dat vlak achter moeder zwemt, profiteert van haar golf. De golfenergie wordt langs de rij doorgegeven, dus alle eendjes ondervinden minder golfweerstand als ze recht achter elkaar zwemmen.
Kustkaviaar

Terwijl het vrouwtje dieper water opzoekt, blijft het snotolfmannetje aan de kust om de eitjes te bewaken.
Waarom komen snotolven naar de kust?
Normaal leeft de snotolf (of lompvis) op 50 tot 200 meter diepte op rotsachtige bodems, maar in het vroege voorjaar trekt hij naar ondiepe wateren om er zijn koraalkleurige eitjes te leggen – het felbegeerde kuit van de snotolf (lompviseieren).
Met zijn pafferige lichaam is de snotolf niet moeders mooiste. Het grijzige vrouwtje kan tot 50 cm lang worden, terwijl het mannetje zelden de 35 cm haalt. Het mannetje is wel kleurrijker, en als de paartijd begint, wordt hij roder om indruk te maken op het vrouwtje.
Het mannetje arriveert al in februari in de kustgebieden, terwijl het vrouwtje, dat de kuit draagt en daardoor interessanter is voor vissers, pas in het voorjaar verschijnt.
Bij eb produceert het vrouwtje een kleverige brij van 200.000 eitjes, die aan rotsen op de bodem blijven kleven.
Als de kuit geschoten is en het mannetje de eitjes bevrucht heeft, zwemt het vrouwtje terug naar dieper water, terwijl het mannetje de eitjes bewaakt tot ze zo’n twee maanden later uitkomen.
De buik van het mannetje werkt als een zuignap, waarmee hij aan de rotsen vastzit, zodat hij steeds bij de kuit blijft – ook bij sterke stroming – en hongerige krabben of zeedonderpadden op afstand kan houden.