De wijde neusgaten zuigen ijzige lucht naar binnen en de harige vuist omklemt een houten speer. Geconcentreerd volgen de diepliggende ogen de sporen van een reuzenhert over de Scandinavische vlakten. Het hert wordt geruisloos gevolgd naar een gebied met dicht struikgewas, waar het met een paar snelle, krachtige steken wordt overmeesterd.
Jarenlang werd het beeld van een Neanderthaler op jacht in Scandinavië door archeologen als onrealistisch beschouwd. De 55e breedtegraad noord, iets onder Zweden, stond bekend als de noordelijkste grens van de Neanderthalers.
Maar wat ooit als een mal idee werd afgedaan, ontwikkelt zich nu tot een nieuw onderzoeksterrein.
Na verrassende nieuwe ontdekkingen zijn onderzoekers op zoek gegaan naar sporen van Neanderthalers in Scandinavië, om vast te stellen of ze echt in het hoge noorden hebben gejaagd.
Amateurarcheoloog vindt strand
Een van de plaatsen waar is gezocht naar nieuwe bewijzen van Neanderthalers, is een klif aan de kust bij Ejby in Denemarken.
Eind 2020 groef een team Deense archeologen van ROMU (een samenwerkingsverband van tien Deense musea, waaronder het Roskilde Museum) en het Deense nationale museum zich een weg door duizenden jaren oude geologische lagen.
Ze waren op zoek naar een oud stuk strand, ingekapseld in een klif uit het laatste interglaciaal.
In de jaren 1960 vond amateurarcheoloog Erik Madsen wat stukjes vuursteen, die volgens hem mogelijk door Neanderthalers waren gemaakt. Destijds wilde geen museum naar hem luisteren.
Pas onlangs nam ROMU zijn collectie van ruim 300 stenen over. De meeste komen van het strand en kunnen mogelijk worden gedateerd op basis van geologische lagen.
Madsen groef echter ook in de klif en vond naar hij dacht een prehistorisch strand uit het Eemien, van 130.000 tot 115.000 jaar geleden, toen het in Europa gemiddeld 4 graden warmer was dan nu.
Drie vuurstenen vielen op. Ze zagen eruit alsof ze in handen van Neanderthalers waren geweest, met karakteristieke deukjes waar stukjes vuursteen waren weggeslagen.
De drie stenen zijn later verdwenen, maar eind 2020 werd er dus gestart met het onderzoek naar de klif.
Ook de universiteit van Aarhus heeft een groot project opgetuigd, NeanderEDGE, om de verspreiding van de Neanderthalers in Scandinavië te onderzoeken.

Een amateurarcheoloog groef drie vuurstenen op bij Ejby. Hij dacht dat ze door Neanderthalers waren bewerkt, maar de stenen verdwenen. Onderzoekers vonden echter vergelijkbare stenen en denken dat ze natuurlijk zijn gevormd.
Na meerdere spectaculaire ontdekkingen heeft de zoektocht naar de Neanderthalers van Scandinavië zich ontwikkeld tot een nieuw onderzoeksterrein.
Grotten in Siberië
De zoektocht naar Neanderthalers in Scandinavië komt op een moment dat het verhaal over de oorsprong van de mens wordt herschreven. De stamboom is een wilde struik geworden, en we hebben een genuanceerder beeld gekregen van hoe onze prehistorische verwanten leefden.
Dat geldt ook voor de Neanderthalers, die tussen 400.000 en 40.000 jaar geleden leefden in met name Eurazië, het huidige Europa en West-Azië.
Sinds een paar jaar weten we dat Neanderthalers meer op Homo sapiens leken dan gedacht, en dat ze kinderen kregen met Homo sapiens en een andere mensensoort: de Denisova.
Neanderthalers waren bekwame jagers, soms kannibalen, sterk en in staat om zich aan te passen aan de klimaatverandering. En ze zorgden voor elkaar.
Vooral twee ontdekkingen hebben de archeologen verrast. Een ervan komt uit de Tsjagyrskaja-grot in het Altajgebergte in Zuid-Siberië.
74 botten van Neanderthalers, duizenden stenen werktuigen en fossielen van planten en dieren zijn er sinds de ontdekking van de grot in 2007 gevonden. Uit een studie uit 2020 blijkt dat de vondsten lijken op werktuigen die in Oost-Europa zijn gevonden. De onderzoekers concluderen dat de Neanderthalers 60.000 jaar terug bijna 3000 kilometer oostwaarts migreerden.
Daaruit blijkt dat Neanderthalers ver weg trokken en zich mogelijk ook een eind noordwaarts hebben verspreid.
Op basis van botten van prooien en plantenfossielen is vastgesteld dat de Neanderthalers in Siberië in een droog en koud klimaat op bizons en paarden jaagden. Dat duidt erop dat de oermensen sterk waren en zich goed konden aanpassen.

Rond 40.000 v.Chr. verdwenen de Neanderthalers, maar mogelijk jaagden ze voor die tijd in Scandinavië.
Kou maakte Neanderthalers hard
In 200.000-300.000 jaar tijd pasten de Neanderthalers zich aan moeilijke omstandigheden aan. Dankzij fysiologische en culturele aanpassingen konden ze de jacht in het koude Scandinavië aan.
Daar komen nog vondsten bij van stenen werktuigen en dierenbotten uit de Byzovaja-grot aan de voet van het Oeralgebergte noordelijker in Siberië. Deze grot ligt ter hoogte van de zuidzijde van de Finse Golf – zo’n 1000 kilometer noordelijker dan de eerdere noordelijkste vondsten van de Neanderthalers.
Er wordt nog getwist over de vraag of de werktuigen niet door Homo sapiens zijn gemaakt, maar een Russisch-Frans onderzoeksteam is ervan overtuigd dat ze van Neanderthalers waren.
Olifant doorboord in Noord-Duitsland
Archeoloog Trine Kellberg Nielsen doet onderzoek naar Neanderthalers aan de universiteit van Aarhus. Ze was in 2021 projectleider bij een expositie in het Moesgaard Museum in Aarhus over deze oermensen en is hoofd van NeanderEDGE.
‘Het fantastische van de Neanderthalers is dat we vrij veel vondsten hebben, en dus een goed beeld van hoe ze leefden. En de nieuwste vondsten hebben onze kennis over hen radicaal veranderd,’ zegt ze.

Trine Kellberg Nielsen leidt het project NeanderEDGE, dat in kaart brengt hoe noordelijk de Neanderthalers kwamen.
Volgens Nielsen is de kans op sporen van Neanderthalers het grootst in geologische lagen uit het einde van het Eemien en het begin van het Weichselien, de laatste ijstijd 115.000 jaar geleden, toen de zeespiegel daalde – en groter in Jutland dan in Seeland, dat tijdens het laatste interglaciaal in twee eilanden werd gesplitst.
De Neanderthalers zouden veel water hebben moeten oversteken om bij Ejby te komen, en wetenschappers weten niet zeker of ze hebben gevaren.
De spectaculairste vondst tot nu toe komt uit Lehringen, zo’n 250 kilometer onder Denemarken in Noord-Duitsland: een lange houten speer in de borst van een bosolifant.
Er rijst een beeld op van de bosolifant die bij een meer in elkaar zakt en doodbloedt, waarna de Neanderthalers met hun vuurstenen werktuigen het vlees van de botten snijden.

De speer uit Lehringen is een 2,38 meter lange, unieke vondst uit 1948. 120.000 jaar geleden doodden Neanderthalers een olifant met deze speer.
De olifant is gedateerd op 120.000 jaar geleden, in het interglaciaal, toen Lehringen een open bosgebied was.
‘Toen het kouder werd, veranderde de vegetatie en kwam er minder bos en meer open landschap. Daardoor werden de Neanderthalers mobieler. Daarom kijken we naar de periode net na het interglaciaal en het begin van het Weichselien,’ zegt Nielsen.
In het begin van de laatste ijstijd waren grote delen van het zuiden van Scandinavië toendra, met sterke kruidenplanten, lage struiken en prooidieren als mammoeten, wolharige neushoorns, reuzenherten en steppewisenten.
Kans is fiftyfifty
Nielsen schat de kans op het vinden van sporen van Neanderthalers op fiftyfifty en wijst drie plaatsen in Jutland aan waar het zinvol is om te zoeken.

Uit recent onderzoek blijkt dat Neanderthalers ongeveer net zo’n goed gehoor hadden als Homo sapiens. Dat gaf ze betere overlevingskansen in de Europese ijstijden.
Op veel plaatsen in Denemarken hebben ijstijdgletsjers de aardlagen door elkaar gehusseld, maar Nielsen heeft plekken geïdentificeerd waar het ijs een ‘deksel’ op de aarde en het grind heeft gelegd, zodat je naar de lagen toe kunt graven om ze te dateren.
Dit zijn ook nog plekken waar je fossielen zou kunnen vinden: oevers van rivieren of meren, waar dieren, planten en werktuigen snel zijn toegedekt en verzegeld door modder en zand.
De drie locaties zijn heuvelachtige eilanden in Zuid-Jutland en bedolven dalen in het oosten van Jutland bij Horsens en Aarhus – alle in de buurt van grindgroeven, waar geologische lagen toegankelijk zijn.
‘We weten dat de Neanderthalers zich konden aanpassen aan extreme omgevingen en dat er prooidieren waren in Denemarken. De vraag is of ze werden tegengehouden door natuurlijke barrières, zoals een zeestraat tussen Denemarken en Duitsland,’ zegt Nielsen.
‘Maar als Denemarken onderdeel was van een groter landschap met corridors in de vorm van dalen, is het waarschijnlijker dat de Neanderthalers hier jaagden.’
Het onderzoek concentreert zich vooral op het zuiden van Scandinavië, maar ook Finse archeologen hebben interesse in de Neanderthalers.
In Pohjanmaa ligt namelijk de grot Susiluola (Wolfsgrot), met werktuigen, een vuurplaats en een stenen vloer die in het Eemien door mensen kunnen zijn gemaakt.
Sommige archeologen en geologen denken echter dat het om natuurlijke vondsten gaat.
Oudste mens is 9000 jaar
Er is dus nog geen hard bewijs van Neanderthalers in Scandinavië.

In 1941 werd er een Homo sapiens-schedel gevonden op Funen, van de zogeheten man van Koelbjerg. Dit is vooralsnog de oudste menselijke vondst in Scandinavië.
Voorlopig begint het verhaal van de bevolking van Scandinavië daarom veel later, aan het einde van het Weichselien, dat 11.700 jaar geleden abrupt eindigde met snelle temperatuurstijgingen.
Toen waren alle andere mensen dan Homo sapiens allang uitgestorven.
De eerste immigranten waar we duidelijke sporen van hebben, zijn de Hamburgjagers uit het gebied ten zuiden van de Elbe in Duitsland. Bijna 15.000 jaar geleden volgden ze rendieren op seizoensjachten naar het noorden.
De oudste in Scandinavië gevonden mens is 9000 jaar oud en afkomstig uit een moeras op Funen. De vondst was jaren bekend als de vrouw van Koelbjerg, tot in 2017 uit DNA-analyse bleek dat het veenlijk van een man was.





Neanderthalers waren mogelijk eerst in Scandinavië
Onze naaste verwant de Neanderthaler jaagde wellicht al lang voor Homo sapiens in Scandinavië. Denemarken was tijdens de ijstijden geregeld ijsvrij en maakte deel uit van de Noord-Europese steppetoendra.
1. Zeespiegel steeg 4-6 meter (129.000 v.Chr.)
In het Eemlien was het zo’n 4 graden warmer dan nu, maar de zeespiegel was ook 4-6 meter hoger. Daarom kan het voor Neanderthalers moeilijk zijn geweest om vanuit Duitsland Denemarken te bereiken.
2. Prooidieren te over (100.000 v.Chr.)
In het begin van het Weichselien daalde het zeeniveau zeker 25-50 meter. Er groeiden berken en dennen in het open landschap en er leefden prooien als de mammoet, steppewisent en muskusos.
3. Klimaat wordt steeds kouder (50.000 v.Chr.)
In het Midden-Weichselien werd het steeds kouder, toen het ijs drie keer vanuit het noorden en zuidoosten binnendrong. In die tijd stierven de Neanderthalers wereldwijd uit, rond 40.000 v.Chr.
4. Homo sapiens bereikte Scandinavië (25.000 v.Chr.)
Het Laat-Weichselien was het koudste deel van de laatste ijstijd. Maar 11.700 jaar terug warmde het op en was de ijstijd voorbij. De eerste mensen vestigden zich in Scandinavië.
In Ejby zijn de opgraving en de analyse van de vondsten afgerond.
‘Helaas zijn er geen sporen van Neanderthalers gevonden,’ zegt Ole Kastholm, conservator en archeoloog van ROMU. De archeologen vonden onder meer enkele vuurstenen die lijken op de drie verdwenen exemplaren.
‘Wij denken dat ze op een natuurlijke manier zijn ontstaan. Onder de druk van het ijs springen er stukken van af, en dat kan eruitzien of het door mensen is gedaan. Maar wij denken dat dat niet zo is,’ zegt Ole Kastholm.
Geologen moeten nog bepalen of de klif een strand uit het Eemien bevat of slechts door elkaar geraakte lagen uit meerdere perioden.
Hoewel de opgraving is voltooid, vormt ze nog maar het begin. De zaak van de stenen van Erik Madsen is weliswaar afgesloten, maar de hele kwestie van de mogelijke migratie van Neanderthalers naar Scandinavië is nagenoeg onontgonnen terrein.