Wetenschappers: Ongeboren baby’s gebruiken ‘gulzig’ gen om meer voeding van hun moeder te krijgen

Tijdens de zwangerschap woedt er een strijd om eten tussen moeder en kind.

Een gen dat van de vader afkomstig is, lijkt een belangrijke rol te spelen bij de pogingen van ongeboren baby’s om in de baarmoeder zo veel mogelijk voeding binnen te krijgen.

© Shutterstock

Een strijd om voeding.

Zo heb je zwangerschap waarschijnlijk nog nooit horen omschrijven.

Maar toch beschrijven onderzoekers van de Universiteit van Cambridge zo de manier waarop moeder en kind tijdens de zwangerschap wedijveren om voeding.

Volgens de onderzoekers gebruiken foetussen een kopie van een gen dat ze van hun vader krijgen – IGF2 – om hun moeder te dwingen meer voedingsstoffen af te geven.

Het IGF2-gen maakt deel uit van wat de wetenschappers de ‘afstandsbediening’ van de baby noemen en speelt een rol bij de verdeling van voeding tussen moeder en kind.

Volgens Amanda Sferruzzi-Perri, een van de onderzoekers, zijn de resultaten ‘het eerste directe bewijs dat een van de vader afkomstig gen signalen naar de moeder stuurt om voedingsstoffen om te leiden naar de foetus.’

Het lichaam van de moeder is erop ingesteld om de baby van voeding te voorzien, maar ze heeft zelf ook glucose en vetten nodig om te kunnen bevallen, en later borstvoeding te geven en zich mogelijk opnieuw voort te planten.

Genen van de vader zullen de groei van het kind hoger prioriteren ten koste van de moeder, zo stellen de onderzoekers, die deze genen ‘gulzig’ noemen.

Proeven met muizen

Om erachter te komen hoe het IGF2-gen de verdeling van voedingsstoffen tussen moeder en foetus beïnvloedt, gebruikten de onderzoekers drachtige muizen.

Dit beschrijven ze in een artikel in het tijdschrift Cell Metabolism.

De signaalcellen die belangrijk zijn voor de aanvoer van voeding naar de foetus (groen) in de placenta van de muis.

© Sferruzzi-Perri lab

Ze veranderden de signaalcellen in de placenta van de muizen, die de moeder vertellen dat ze de foetussen van voeding moet voorzien, door de functie van het IGF2-gen van de vader ‘uit te schakelen’.

Het gen lijkt op het hormoon insuline, dat glucose vormt en reguleert: het bevordert de groei van de foetus en speelt een belangrijke rol in de ontwikkeling van weefsels, waaronder de placenta, lever en hersenen.

Het resultaat van het veranderen van de signaalcellen was volgens de onderzoekers dat de moeder niet voldoende glucose en vetten beschikbaar maakte.

‘Deze voedingsstoffen bereiken de foetus dus in onvoldoende mate en de foetus groeit niet goed,’ zegt hoofdonderzoeker Jorge Lopez-Tello in een persbericht.

Kinderen met defecten in het IGF2-gen kunnen na de geboorte erg groot of erg klein zijn.

Volgens de onderzoekers was het echter tot nu toe onbekend dat een deel van de rol van het gen bestaat uit het reguleren van signalen naar de moeder om voedingsstoffen naar het ongeboren kind te leiden.