Op een dag in 2012 gaat de 32-jarige huisvader Mr. B naar de kliniek van psychiater Kai MacDonald aan de University of California.
Mr. B heeft last van sociale angst en gaat op het werk en privé nauwelijks sociale banden aan. De psychiater heeft net iets gelezen over proeven met het hormoon oxytocine, dat de geboorte en de melkproductie op gang brengt.
Kennelijk kan het ook verbetering brengen in de sociale omgang, en daarom schrijft MacDonald een neusspray met oxytocine voor, waar Mr. B ’s morgens en ’s avonds een snuifje van moet nemen.
Na een paar weken is het duidelijk dat Mr. B nog niet van zijn sociale angst af is. Hij heeft nog steeds moeite met contact maken. Wel is zijn seksleven er enorm op vooruitgegaan. Hij had nooit zo veel zin in seks, en als hij het al met zijn vrouw deed was zijn erectie niet bijster krachtig. Ook het hoogtepunt was een vrij tamme bedoening. Maar na de behandeling met oxytocine merken zowel de vrouw als de vrouwelijke collega’s van Mr. B dat hij met ze loopt te flirten; dat gedrag heeft hij nog nooit vertoond.
Mr. B vertelt de psychiater dat alle aspecten van zijn seksleven er plotseling flink op vooruit zijn gegaan: de zin in seks, de opwinding, de erectie en de daaropvolgende zaadlozing.