Shutterstock

Robots halen de heersers van de wereld in

Geen andere soort drukt zo’n stempel op de aarde als de onze. We hebben met z’n 7 miljarden alle continenten ingenomen. En toch is het moeilijk om één eigenschap aan te wijzen die ons boven andere soorten verheft. Onze uitgestorven verwanten en de chimpansees doen niet wezenlijk voor ons onder – en nu dreigen intelligente robots ook nog de grens uit te wissen van wat ons tot mensen maakt.

Het was een grote dag voor Sophia Hanson toen ze op 25 oktober 2017 haar gehoor toesprak in Riyad, de hoofdstad van Saoedi-Arabië.

Ze was overgekomen uit Hongkong om deel te nemen aan het congres The Future Investment Initiative, maar al was ze nog zo ver van huis, op de een of andere manier was ze thuisgekomen – om een heel specifieke reden.

‘Ik ben zeer vereerd en trots op deze unieke erkenning. Het is historisch om de eerste robot ter wereld te zijn die het staatsburgerschap heeft gekregen,’ sprak ze.

Al denken sommige mensen misschien dat Sophia’s Saoedische nationaliteit een grap voor deze gelegenheid was, haar status als Saoedi-Arabische is een realiteit.

Sophia is een humanoïde, ofwel een mensachtige, robot.

Haar lichaam ziet eruit als een menselijk lichaam, en ze kan lopen en gebaren zoals wij. Het interessantst is echter wat er zich in haar ‘hoofd’ afspeelt. Sophia is uitgerust met kunstmatige intelligentie, die bestaat uit verschillende technieken.

Een deel van wat ze ‘weet’ is bij haar ingeprogrammeerd door haar makers, en de rest heeft ze zelf uit haar ervaringen geleerd. Zo’n zelflerende kunstmatige intelligentie betekent dat ze haar vocabulaire en vermogen om te begrijpen wat er tegen haar wordt gezegd voortdurend ontwikkelt en uitbreidt.

De man achter de robot is David Hanson, de oprichter van het bedrijf Hanson Robotics. Hij beweert dat Sophia al tot op zekere hoogte gevoelens en bewustzijn heeft en dat ze beide aspecten wil verbeteren.

Sophia kan je aankijken en een gesprek voeren. De geavanceerde robot zoekt de grenzen van het mens-zijn op.

© Shutterstock

‘Ons doel is om haar net zo bewust, creatief en handig te maken als welke mens dan ook,’ aldus David Hanson.

Als dat is bereikt, dan zetten Sophia en andere sociale robots vraagtekens bij ons idee van wat het eigenlijk betekent om mens te zijn.

En dat zal dan niet voor het eerst zijn.

De afgelopen decennia zijn de grenzen van onze soort steeds verder opgerekt door tal van wetenschappelijke ontdekkingen. Dit is het geval als we naar ons verleden kijken, toen we zij aan zij met andere soorten mensen leefden, en als we onszelf met onze meest nabije hedendaagse verwanten vergelijken, de mensapen.

In beide gevallen wordt duidelijk dat de kenmerken waarvan we dachten dat ze uniek waren voor onze eigen soort, dat misschien toch niet zijn.

Vrije handen vormen onze hersenen

Rechtop lopen is een voorwaarde voor bijna alle fysieke kenmerken die we uniek vinden voor onze soort.

Deze nieuwe manier van bewegen werd ontwikkeld door de voorlopers van de Homo-familie, de Australopitheci, en bracht veel voordelen met zich mee.

Op de savanne heb je een veel beter uitzicht als je rechtop loopt, waardoor je je vijanden en fruitbomen sneller in het oog krijgt.

Rechtop lopen kost ook minder energie, waardoor de Australopitheci en de eerste leden van het geslacht Homo verder konden reizen.

Maar het belangrijkste is dat je door rechtop te lopen de handen vrij hebt om onder meer voedsel mee te nemen en gebruiksvoorwerpen te maken.

Fossielen laten zien dat de handen van onze voorouders geleidelijk zijn veranderd. De vingerkootjes werden rechter en de duim langer, waardoor die samen met de wijsvinger fijnmotorische taken kon uitvoeren.

Samen met de ontwikkeling van de handen, groeiden de hersenen van zo’n 500 cm3 bij de Australopithecus tot ruim het dubbele bij een van de vroege menssoorten, Homo erectus.

En de hersenen groeiden nog 1,5 miljoen jaar door, tot aan soorten als de Neanderthaler en Homo sapiens, met hersenen van gemiddeld 1350 cm3. Deze ontwikkeling van de grote hersenen werd gevoed door nieuwe eetgewoonten.

Al bij Homo erectus kwam er vlees op het menu en werd het voedsel boven een vuur bereid. De combinatie van een groot, inventief brein en de motoriek om alle ideeën uit te voeren legde de basis voor de zegetocht van het menselijke ras op aarde.

Rechtop lopen gaf ons enorme voordelen

Toen onze voorouders rechtop gingen lopen, begon de ontwikkeling naar een groter brein. Drie voordelen legden de basis voor ons succes.

Beter zicht

Op de open savanne had de rechtop lopende mens meer overzicht. Fruitbomen waren van grote afstand te zien en roofdieren konden ontdekt worden voordat ze te dichtbij kwamen.

1

Vrije handen

Met hun vrijstaande handen konden mensen dingen dragen, grote hoeveelheden fruit halen en gereedschappen en kinderen overal mee naartoe nemen.

2

Veel energie

Lopen op twee benen kost minder energie dan kruipen. Met de toegang tot nieuwe voedselbronnen gaf dat de aanzet tot hersenen die 20 procent van onze energie opslurpen.

3
© Shutterstock

Dit is in het kort ons succesverhaal.

Tot nu toe heeft het, zoals bekend, een hoogtepunt bereikt met prestaties als ruimtevaart, kernenergie en internet, en het lijdt geen twijfel dat onze soort grenzen heeft overschreden waar geen ander wezen op aarde ook maar bij in de buurt is geweest.

We hebben ieder continent op aarde bevolkt en ons aantal is geëxplodeerd. Er zijn 7,6 miljard mensen en onze biomassa is zes keer zo groot als die van alle in het wild levende zoogdieren op aarde.

We verdienen ons eigen tijdperk

Als intelligente wezens over miljoenen jaren in de bodem graven, komen ze onze diepe sporen tegen.

Al zijn mensen tegen die tijd al lang verdwenen, afval van kerncentrales en sporen van atoombommen blijven lang aanwezig, en het zal duidelijk zijn dat het door mensen veroorzaakte broeikaseffect al het leven heeft ontregeld en schuldig is aan de zesde grote massasterfte op aarde.

Naar aanleiding van dit scenario heeft meteoroloog Paul Crutzen voorgesteld om een eigen tijdperk aan onze soort toe te kennen, het antropoceen genaamd.

Zijn voorstel is nog niet officieel aangenomen door de internationale geologische verenigingen, maar diverse werkgroepen zijn al bezig om het idee nauwkeuriger te definiëren.

Ze moeten onder andere bepalen wanneer het antropoceen is begonnen. Als begin van het tijdperk kunnen we de landbouwrevolutie van 12.000 jaar terug nemen, en ook de industriële revolutie van 1750 tot 1830 is een optie, of zelfs de precieze datum 16 juli 1945, toen de eerste kernproef plaatsvond.

Dat we ons eigen geologische tijdperk verdienen, kunnen we vooral toeschrijven aan één talent van onze soort: ons communicatievermogen.

Onze taal maakt dat elke generatie slimmer is dan de vorige.

We geven alle ontdekkingen, inzichten en uitvindingen waar we in ons leven toe komen, immers door aan onze kinderen, en zij geven hun ervaringen weer door aan hun kinderen. Op die manier hopen we in een razend tempo kennis op.

© Shutterstock

De ontwikkeling van taal wordt om die reden vaak genoemd als een unieke eigenschap van onze soort. We weten niet precies wanneer het vermogen voor onze gearticuleerde spreektaal is ontstaan.

Vroeger hielden we het op 40.000 jaar geleden, want in die tijd begon, de moderne mens ineens rotskunst en grotschilderingen te maken..

Dergelijke creatieve uitingen getuigen van het vermogen om abstract te denken en symbolen te gebruiken, en het is moeilijk voor te stellen dat dit mogelijk is zonder een goed ontwikkelde taal te beheersen.

Uit recent onderzoek blijkt echter dat taal veel ouder is. Het gen FOXP2 is nauwkeurig bestudeerd, want het is cruciaal voor taalontwikkeling.

Het gen is wijdverspreid bij gewervelde dieren, maar wij hebben er een variant van die belangrijke zenuwbanen in de hersenen vormt én versterkt en zorgt voor de fijnmotorische besturing van de tong en lippen, wat een voorwaarde is voor het spreken.

Toen onze variant van het gen in 2002 werd ontdekt, werd het uitgeroepen tot het ‘taalgen’ dat in de afgelopen 200.000 jaar ontstaan zou zijn, maar zo eenvoudig is het niet.

Later werd ontdekt dat de Neanderthalers een variant van het gen hadden die sterk op het onze leek, dus de aanleg voor geavanceerde taal ontstond al voordat we ons meer dan 500.000 jaar geleden aftakten van de Neanderthalers.

Verder werkt het gen FOXP2 samen met mogelijk honderden andere genen, dus onze taalvaardigheid is waarschijnlijk stukken gecompliceerder dan de wetenschappers eerder dachten.

Deze jaren tekent zich het beeld af dat de geavanceerde taal er niet in één klap was, maar ontwikkeld is gedurende honderdduizenden jaren nadat we ons hadden afgetakt van de mensapen.

Charles Darwin 1869
©

"Er is qua mentale eigenschappen geen wezenlijk verschil tussen ons en andere hogere zoogdieren."

Charles Darwin (1809-1882) in zijn boek The Descent of Man uit 1871.

Taal is dus geen uniek kenmerk van onze soort.

De geleidelijke ontwikkeling betekent dat de grens tussen ons en andere soorten ook op dit punt erg vaag is, net zoals bij veel andere mentale talenten.

Dat is in lijn met de ideeën van de vader van de evolutietheorie, Charles Darwin, van 150 jaar geleden.

Darwin noemde onze eigen evolutie niet specifiek in zijn boek On the Origin of Species uit 1859, maar het was voor de buitenwereld duidelijk dat hij veronderstelde dat we uit de apen zijn geëvolueerd.

In 1871 publiceerde hij zijn boek The Descent of Man, waarin hij stelt dat de mens afstamt van een gezamenlijke voorouder van de mens en de huidige mensapen.

Voor Darwin was het dan ook logisch dat onze mentale vermogens berusten op een erfenis die we delen met andere soorten.

‘Er is qua mentale eigenschappen geen wezenlijk verschil tussen mensen en andere hogere zoogdieren,’ zoals hij het in zijn boek formuleerde.

Die woorden, die daarna een eeuw lang vergeten werden, zijn vandaag de dag actueler dan ooit.

Takken van stamboom zijn vervlochten

We zijn maar een takje aan een stamboom die vele malen ingewikkelder is dan we dachten.

En alsof dat nog niet genoeg is, zijn verschillende aftakkingen door de tijd heen weer samengegroeid.

Het beeld van stamboom met sterk vervlochten takken is opgedoemd toen het mogelijk werd om genetische analyses van botten van onze uitgestorven familieleden uit te voeren.

In 2010 overraste de Zweedse geneticus Svante Pääbo van een Duits Max Planck-instituut de wereld met het nieuws dat alle mensen buiten Afrika DNA in zich dragen dat afkomstig is van de Neanderthalers.

Deze ontdekking bewees dat onze soort zich heeft vermengd met een andere menssoort, honderdduizenden jaren nadat hun ontwikkelingslijnen van elkaar waren gescheiden.

Sindsdien is uit andere onderzoeken gebleken dat we ons ook hebben vermengd met een derde soort, de Denisova, die tegelijkertijd met de Neanderthalers in Siberië leefde tot ongeveer 40.000 jaar geleden.

Evenzo hebben Neanderthalers en Denisova genen met elkaar uitgewisseld, en met menssoorten die de onderzoekers nog niet hebben kunnen identificeren.

In 2019 dook het bewijs op dat een gezamenlijke voorouder van de Neanderthalers en de Denisova zich heeft vermengd met een nog oudere menssoort, waarschijnlijk Homo erectus, die 2 miljoen jaar geleden is ontstaan.

Als dit klopt, dan hebben twee menssoorten die zeker een miljoen jaar uit elkaar waren gegroeid, samen kinderen gekregen.

Al deze ontdekkingen maken onze stamboom zeer complex.

Veel menssoorten zijn ontstaan in Afrika en daar weggetrokken, waarna ze zich aan de lokale omstandigheden aangepast hebben. Wanneer nieuwe menssoorten een gebied bereikten, wisselden ze genen uit met de lokale bevolking.

Het voordeel van die contacten zal wederzijds zijn geweest: de lokalen kregen er genen bij, wat belangrijk is om inteelt te voorkomen, en de nieuwkomers kregen genen die hen hebben geholpen het hoofd te bieden aan de uitdagingen in de vreemde omgeving.

De stamboom van de mens is veel ingewikkelder dan tot nu toe gedacht. Zo blijkt uit DNA-onderzoek dat homo sapiens nageslacht kreeg met de Neanderthalers.

© Shutterstock

Dat verhaal maakt het heel moeilijk om onze eigen soort, Homo sapiens, in de traditionele biologische zin af te bakenen.

In 1942 stelde de Duits-Amerikaanse bioloog Ernst Mayr dat twee individuen tot dezelfde soort behoren als ze samen vruchtbare nakomelingen kunnen krijgen.

Dit betekent bijvoorbeeld dat het paard en de ezel twee verschillende soorten zijn. Ze kunnen weliswaar samen nakomelingen krijgen – een muildier of een muilezel –, maar de gekruiste dieren zijn meestal steriel.

Mensen lijken sterk op Neanderthalers

Dat onze eigen soort genen uitgewisseld heeft met andere soorten, betekent dat we misschien in wezen één soort zijn – in elk geval volgens de biosystematiek van Ernst Mayr.

De gemeenschappelijke nakomelingen waren kennelijk vruchtbaar en gaven de vreemde genen door aan nieuwe generaties. Daarmee zouden Homo sapiens en Homo neanderthalensis bijvoorbeeld één soort zijn.

Hetzelfde doet zich voor bij dieren van twee op zich verschillende soorten.

In een enkel geval krijgen een bruine beer en een ijsbeer in het wild met elkaar een vruchtbaar jong.

Dat de biologen desondanks van twee soorten spreken, komt doordat ze niet alleen naar de biologische aspecten van Mayr kijken, maar ook naar de morfologische en ecologische.

Vanuit de morfologie gezien zijn de twee beren duidelijk heel verschillend; niet alleen qua kleur, maar ook qua grootte en lichaamsbouw.

Ze zijn nog diverser op basis van het ecologische concept van organische soorten. De twee beren leven in verschillende omgevingen en hebben een totaal andere levensstijl – de bruine beer is een landdier, terwijl de ijsbeer als een zeezoogdier wordt beschouwd.

Zo sterk verschilden onze voorouders niet van de menssoorten met wie ze zij aan zij leefden.

Sommige wetenschappers denken zelfs dat een Neanderthaler die vandaag de dag zou leven en in een net pak in de bus zou zitten, door niemand als een ongewone passagier beschouwd zou worden.

Het gedachte-experiment roept natuurlijk vragen op: als al die menssoorten zo sterk op elkaar leken, waarom heeft Homo sapiens dan de race gewonnen en zijn alle andere soorten uitgestorven?

Daar hebben we nog geen duidelijk antwoord op.

Ook is er nog te weinig bekend over onze verwanten uit het verleden. Maar we kunnen gewoon proberen de sleutel tot ons succes te vinden door onszelf te vergelijken met onze hedendaagse verwanten, de mensapen, en dan met name de chimpansee en de bonobo, waarvan we ongeveer 6 miljoen jaar geleden zijn afgetakt.

© Shutterstock

Speciale vermogens dankzij grote hersenen

Onze hersenen werken in wezen hetzelfde als die van de mensapen, maar wij hebben het vermogen om eigenschappen te ontwikkelen door bepaalde hersengebieden op nieuwe manieren te gebruiken.

Geavanceerde taal

Ons talent om te praten zetelt in het zogeheten gebied van Broca in de hersenschors van de linker hersenhelft.

Diepe empathie

Het vermogen iemands pijn te voelen zetelt waar we ook onze eigen fysieke pijn registreren: in de cortex cingularis anterior.

Moreel kompas

De weerzin die we voelen bij immoreel gedrag ontstaat in de insula, een diepe plooi in de hersenschors.

Planning

Het vooruitzicht van een beloning maakt veel dopamine vrij in de substantia nigra, waarna we plannen maken.

Wat we kunnen is niet uniek maar extreem

Kanzi is gek op marshmallows. Het liefst prikt hij ze aan een tak om ze boven een vuurtje te roosteren.

Het vuur steekt hij aan met de lucifers die de wetenschappers hem aangeven als hij daarom vraagt. Hij heeft een actief vocabulaire van meer dan 500 woorden, en volgens de onderzoekers kan hij duizenden woorden begrijpen wanneer hij ze van iemand hoort.

Kanzi is geen mens, maar een bonobo, dus hij kan de woorden niet uitspreken zoals wij dat kunnen. In plaats daarvan gebruikt hij een toetsenbord met symbolen die hij kan herkennen.

De 39-jarige mensaap woont in het Amerikaanse onderzoeksstation Ape Cognition and Conservation Initiative in Iowa. Het grootste gedeelte van zijn leven is hij omringd door wetenschappers die proberen te achterhalen hoe de menselijke taal en ons gedrag zich hebben ontwikkeld.

Het levenslange experiment met Kanzi bevestigt dat taal niet aan de mens is voorbehouden – net als veel andere kenmerken die zo onderscheidend leken.

Mensen voeren oorlog – maar chimpansees ook. Uit studies blijkt bijvoorbeeld dat de ene troep chimpansees georganiseerde aanvallen op de andere kan uitvoeren, met een wreedheid die doet denken aan de volkerenmoorden die onze eigen soort op zijn geweten heeft.

Mensen kunnen met elkaar meeleven – maar ook chimpansees kennen empathie. Wanneer een dominant mannetje een familielid straft dat hem heeft uitgedaagd, doen de anderen in de groep meestal niets.

Maar straft het mannetje een onschuldige, dan beginnen de andere chimpansees de pechvogel meteen te troosten.

Mensen ontwikkelen cultuur – maar chimpansees evenzeer. Wanneer een chimpansee bijvoorbeeld noten kraakt door er met een steen op te slaan, leert hij zijn familieleden de truc om die in de troep te verspreiden, terwijl andere troepen andere werktuigen gebruiken en verspreiden, zoals takjes om termieten mee uit hun nest te peuteren.

Op die manier ontwikkelen verschillende groepen chimpansees elk hun eigen cultuur.

© Stanford University

"Ons vermogen om abstracties in moraal te vertalen plaatst ons op een heel andere planeet."

Neurobioloog Robert Sapolsky over de hersenen van mensen en apen.

Voor alle voorbeelden geldt dat er geen fundamenteel verschil is tussen wat mensen en chimpansees kunnen, maar alleen graduele verschillen, zoals Darwin al heeft ingezien.

Alleen hebben wij sommige van die talenten tot het uiterste ontwikkeld, doordat ons brein veel groter is en doordat we het op nieuwe manieren zijn gaan gebruiken. Volgens de Amerikaanse neurobioloog Robert Sapolsky zijn er met name twee hersengebieden waar dit voor geldt.

Het ene gebied is de cortex cingularis anterior, die achter de frontaalkwab ligt en die actief wordt als je bijvoorbeeld met een naald in je vinger prikt.

Chimpansees en veel andere dieren hebben dat gebied ook, maar bij ons heeft het er een taak bij gekregen: het wordt ook geactiveerd als we zien dat iemand anders zich prikt. Daarom kunnen we letterlijk de pijn van anderen voelen.

Het tweede gebied, de insula, ligt ook diep in de hersenen en wordt geactiveerd als je bijvoorbeeld iets rots of giftigs ruikt of proeft.

Onze reactie is walging, en dat geldt ook voor andere zoogdieren.

Maar bij ons wordt het hersengebied ook geactiveerd wanneer we iets meemaken wat in onze cultuur als moreel verkeerd wordt beschouwd.

Daarom kunnen we rillen van afschuw als we getuige zijn van gedrag dat we volkomen onaanvaardbaar vinden. Robert Sapolsky ziet juist die moraliteit als een heel centraal mentaal hulpmiddel waarin het menselijk brein zich heeft gespecialiseerd.

OPLEV ROBERT SAPOLSKYS spændende foredrag om menneskets biologi og adfærd. Den amerikanske neurobiolog forklarer her, hvordan vores hjerne er i stand til at udvikle forskellige kulturer og moralbegreber.

‘Ons vermogen om abstracties en metaforen te vertalen in morele waarden plaatst ons op een heel andere planeet dan elke andere soort,’ zegt hij.

Dat we in onze door moraal bepaalde cultuur kunnen navigeren, is daarbij te danken aan onze sociale vaardigheden, die maken dat we kunnen begrijpen wat er zich in andermans hoofd afspeelt.

We winnen met gedachtelezen en geduld

Een kind bekijkt een filmpje met pop Sally, die een knikker in een mandje stopt, terwijl een andere pop, Anne, dat ziet.

Het kind ziet nu dat Sally weggaat, waarna Anne de knikker in een doosje doet.

Dit simpele testje laat zien hoe geavanceerd kleine kinderen kunnen denken. Als het kind te horen krijgt dat Sally terug zal komen om de knikker te pakken, weet hij of zij ook waar Sally hem zal zoeken.

Een kind van vier kan voorspellen dat Sally in het mandje zal kijken, want het kind weet dat Sally niet weet dat de knikker verplaatst is, en dat Sally dus zal denken dat hij nog in het mandje zit.

Uit vergelijkbare experimenten blijkt dat dit slechts gedeeltelijk opgaat voor chimpansees.

Constateert een chimpansee bijvoorbeeld dat een andere chimpansee ziet waar een lekkernij verstopt wordt, dan weet hij zelf waar de lekkernij is én dat de andere chimpansee het ook weet.

Maar in tests waarbij de kennis van de tweede chimpansee tekortschiet, zoals bij pop Sally, prikt de eerste chimpansee daar niet doorheen.

Chimpansees weten dus wat de andere apen weten en zien, maar niet in welke veronderstelling ze mogelijk verkeren.

Dat vermogen is voorbehouden aan de mens. En het is erg belangrijk om elkaar iets te kunnen leren.

Ieder leerproces wordt veel makkelijker als de leraar weet wat de student wel en niet weet en wat de student wellicht veronderstelt.

In combinatie met een goed ontwikkelde taal en veel geduld biedt dit ons de beste kans dat de volgende generatie slimmer wordt dan wijzelf.

Ook geduld heeft de mens sterker ontwikkeld dan de chimpansee.

Experimenten tonen aan dat de apen best willen werken voor een beloning, zelfs als het onzeker is of die beloning wel komt.

Wanneer een knop in de apenkooi licht geeft en een chimpansee geleerd heeft dat hij er tien keer op moet drukken om iets lekkers te krijgen, dan zal hij dit doen, ongeacht of hij de lekkernij in 75, 50 of slechts 25 procent van de gevallen krijgt.

In een onderzoek hiernaar hebben wetenschappers het dopaminegehalte in chimpanseehersenen gemeten.

Dopamine is een signaalstof die bij mens en dier een gelukzalig gevoel oplevert.

Interessant genoeg bleek dat het gevoel van geluk al ontstond voordat de beloning viel – het dopamine­gehalte steeg zelfs mee met de mate van onzekerheid. Robert Sapolsky denkt dat dit ook voor mensen geldt, alleen sterker.

We worden gedreven door het fijne vooruitzicht, hoewel de beloning zelf soms pas veel later komt – of helemaal niet.

Dit verklaart veel van ons gedrag en van onze prestaties. En waarom we het zinvol vinden om mee te doen in de loterij of een jarenlange opleiding volgen in de hoop dat er een goedbetaalde baan volgt.

© Shutterstock

Zo ver denken chimpansees en andere apen niet vooruit, en zelfs een begaafd exemplaar als Kanzi zal het niet kunnen leren. Daarvoor moeten de apen grotere hersenen hebben, en zoals bekend kost dat proces heel veel tijd als we het aan de evolutie overlaten.

Maar met onze moderne genetische technologie kunnen we menselijke genen bij de apen inbrengen, zodat hun hersenen toch groter worden.

Het klinkt misschien als sciencefiction, maar Chinese wetenschappers hebben al de eerste stap gezet naar een nieuw type apen.

In 2019 bracht een onderzoeksteam het menselijke gen MCPH1 in bij 11 foetussen van makaken. Het gen is betrokken bij de ontwikkeling van de hersenen, en het resultaat was dat de hersenen langer doorgroeiden dan bij apen die het menselijke gen niet hadden gekregen.

Juist die lange ontwikkelingsperiode van de hersenen is kenmerkend voor de mens. Bij kinderen groeien de hersenen door tot ze vijf zijn, terwijl de hersengroei bij de chimpansee al twee jaar na de geboorte afneemt.

Vijf apenfoetussen met het menselijke gen kwamen ter wereld, waardoor de wetenschappers hun mentale vermogens konden testen. Zo bleek dat ze onder meer een beter geheugen hadden dan normaal.

Natuurlijk zijn dit soort experimenten erg omstreden en volgens veel onderzoekers volstrekt onethisch. De volgende stap is waarschijnlijk dat apen de menselijke variant van het gen FOXP2 krijgen om te zien wat het doet met hun taalvaardigheid.

De vraag wordt op een gegeven moment of dit soort transgene apen de grens tussen dier en mens niet uitwissen en of we ze geen speciale bescherming moeten toekennen in de geest van onze eigen mensenrechten.

We hebben al 99 procent van onze genen gemeen met de chimpansee, dus we kunnen ons afvragen hoe duidelijk het onderscheid nog is. Misschien draait het zelfs uit op een wedstrijdje van transgene apen en humanoïde robots om wie de eerste is die wij als soortgenoten zullen accepteren.

Robots krijgen rechten en plichten

Sophia is niet op haar mondje gevallen. Ze is al heel vaak geïnterviewd, heeft lezingen gegeven en is te gast geweest bij talkshows.

Maar voor sociale robots is de macht van het woord niet genoeg om als gelijken van de mens te worden gezien. Ze hebben ook een gezicht nodig waarin we ons kunnen spiegelen.

Daarom heeft Sophia’s maker, David Hanson, haar een realistisch gezicht gegeven met mond, lippen, neus, ogen en wenkbrauwen.

Haar kunsthuid maakt dezelfde plooien als onze huid, dus ze kan haar voorhoofd fronsen, haar wenkbrauwen optrekken en glimlachen.

En met haar cameraogen kan ze op haar beurt gezichten herkennen en de uitdrukkingen en dus emoties lezen van de persoon met wie ze praat.

© Hanson Robotics

"Ik denk dat er een tijd komt dat robots niet meer van mensen te onderscheiden zijn."

Robotonderzoeker David hanson, maker van de humanoïde robot Sophia.

David Hanson beweert niet dat Sophia als een mens moet worden beschouwd, maar hij denkt wel dat zij een schakel is naar sociale robots die rechten en plichten verdienen.

Daarom verwacht hij dat Sophia op enig moment niet meer als bagage zal worden beschouwd, maar het volle pond moet betalen wanneer ze met hem meevliegt van Hongkong naar ‘huis’: Saoedi-Arabië.

Toen Sophia haar staatsburgerschap verkreeg, riep de pers allerlei vragen op: als een robot een nationaliteit heeft, heeft hij dan ook stemrecht? Mag hij trouwen? En als iemand hem uitschakelt, is het dan moord?

De vragen zullen ongetwijfeld toenemen naarmate sociale robots geavanceerder worden.

Wanneer zowel de kunstmatige intelligentie als het uiterlijk realistischer worden, kan het op een gegeven moment onmogelijk zijn om onderscheid te maken tussen een humanoïde robot en een mens van vlees en bloed.

Artificiële mensen moeten perfect zijn

Een robot die sterk op een mens lijkt maar nog wel van echt te onderscheiden is, zal nooit sociaal geaccepteerd worden.

Robotwetenschappers weten dit al sinds 1970, toen de Japanse Masahiro Mori een theorie presenteerde over de manier waarop we robots met mensachtige eigenschappen ervaren. Mori benoemde daarbij een verschijnsel dat hij ‘The Uncanny Valley’ noemde, ofwel de ‘griezelvallei’.

De theorie daarachter is dat we steeds meer sympathie krijgen voor robots naarmate ze sterker op ons lijken – maar tot op zekere hoogte. Want als ze heel erg menselijk worden maar nog net van ons te onderscheiden zijn, slaan onze gevoelens ineens om.

Veel mensen vinden robots als Sophia daarom een beetje unheimisch of ronduit eng. Aan de overkant van de griezelvallei zullen robots zo realistisch zijn dat we ze niet meer van mensen kunnen onderscheiden, en dan zal de sympathie weer toenemen.

Het effect is aangetoond in meerdere experimenten, en in 2019 is er zelfs een plek in de menselijke hersenen gevonden die dit lijkt te sturen.

Door foto’s van robots en ‘artificiële mensen’ – hyperrealistische humanoïde robots – te laten zien aan proefpersonen van wie tegelijk de hersenen werden gescand, ontdekten onderzoekers dat de activiteit in een gebied voor in de frontaalkwab toenam naarmate de robots menselijker werden – maar kelderde toen er een ‘artificiële mens’ werd vertoond.

© Vit Simanek/CTK Photo/Alamy Live News/ImageSelect

We scheppen zelf ons nageslacht

De humanoïde robot Sophia laat zien dat we onze nakomelingen scheppen naar ons evenbeeld. Met haar kunstmatige intelligentie leert de robot denken en handelen als een mens. Ze is op tv, en net als alle andere gasten in shows wordt ze geschminkt voordat ze op moet, om er zo goed mogelijk uit te zien.

Hoe meer robots op ons lijken, hoe meer sympathie we voor ze voelen – tot ze te veel op ons lijken, dan vinden we het ineens niet leuk meer. Dit verschijnsel noemen we ‘uncanny valley’, de griezelvallei. Pas als een robot niet meer van een mens te onderscheiden is, zullen we hem als gelijkwaardig accepteren.

Hoe indrukwekkend en levensecht Sophia ook is, het is nog steeds overduidelijk dat ze geen mens is.

Als we haar en andere sociale robots als onze gelijken willen accepteren, moeten ze nog meer op ons lijken dan nu al het geval is, zowel qua uiterlijk als in hun bewegingen en manier van communiceren. En dat staat dan ook te gebeuren, als je het David Hanson vraagt.

‘Ik denk dat er een tijd komt dat robots niet meer van mensen te onderscheiden zijn,’ zegt hij.

Als hij gelijk krijgt, wordt het nog moeilijker om te definiëren wat een mens is.

Misschien vallen daar in de toekomst ook robots en transgene apen onder, waardoor het om een veel bredere en bontere verzameling individuen zal gaan – net als vroeger, toen we de wereld met allerlei andere mensachtige types deelden.