Kindertijd
Biochemisch feestje in je hersenen vormt je karakter
De aangeboren persoonlijkheid begint in de kindertijd te veranderen. In de hersenen van de foetus beconcurreren vier biochemische stoffen – dopamine, serotonine, testosteron en oestrogeen – elkaar om de paden tussen de verschillende centra van de hersenen te kunnen vormen.
Dopamine en serotonine bepalen mede de weg die de zenuwsignalen door de hersenen afleggen, en afhankelijk van welke de overhand krijgt, wordt iemand nieuwsgierig en energiek of voorzichtig en verantwoordelijk.
Op tweejarige leeftijd kan een kind zich trots of beschaamd voelen en wordt het zich bewust van zijn behoeften.
Geslachtshormonen beïnvloeden daarentegen de omvang van de hersencentra, en hier zal een overwicht aan testosteron bijdragen tot een analytische en daadkrachtige persoonlijkheid, terwijl iemand hulpvaardiger en medelevender zal zijn als oestrogeen de overhand heeft gehad.
Op tweejarige leeftijd begint een kind zelfbewustzijn en sociaal inzicht te ontwikkelen, kan het zich trots of beschaamd voelen en wordt het zich bewust van zijn behoeften.
Het aangeboren karakter bepaalt aanvankelijk hoe ver het kind gaat om zijn behoeften te bevredigen, maar dit verandert tussen zes en negen jaar. De bijnieren maken nu steeds meer van het hormoon DHEA aan, dat de groei van neuronen en dus de verdere ontwikkeling van de hersenen stimuleert. De hormonen beïnvloeden de persoonlijkheid zodanig dat kinderen vaak minder zelfvertrouwen hebben of agressiever worden.
De hoeveelheid hormonen en signaalstoffen serotonine en dopamine schommelt sterk in de tienerleeftijd, waardoor de chemie van het lichaam en de hersenen ingrijpend verandert. De schommelingen leiden onder meer tot stemmingswisselingen en verminderde impulscontrole, waardoor jongeren vaak niet denken maar doen.
Door de behoefte om zich aan anderen te spiegelen en zich een plaats te veroveren in de sociale pikorde van vrienden zal de tiener bovendien experimenteren met verschillende persoonlijkheden, die echter weinig invloed hebben op de persoonlijkheid later in het leven.
De grootste en meest blijvende veranderingen in de persoonlijkheid doen zich voor bij jongvolwassenen, die vaak te maken krijgen met een opleiding, werk, woning en een gezin. Veel jonge mensen ervaren nu een toenemende emotionele stabiliteit en worden rustiger.
Hoewel de menopauze en midlifecrises later in het leven wat ontwrichtend kunnen werken, hebben mensen van middelbare leeftijd vaak meer vertrouwen, zijn ze meer bereid samen te werken en stellen ze zich open voor onder meer kunst en cultuur.
Jongeren
Brein wordt volwassen bij twintiger
Het hele lichaam werkt normaal gesproken optimaal bij twintigers en dertigers, maar sommige organen hebben hun top dan al achter de rug. De hersenen zijn een uitstekend voorbeeld.
Vanaf de zevende week van de zwangerschap tot twee jaar na de geboorte produceert de baby circa 1000 nieuwe hersencellen per seconde. Maar bij midtwintigers stopt de vorming van nieuwe hersencellen bijna volledig, en als deze teloorgaan worden ze niet vervangen.
Het hele leven wordt de hersenschors dus geleidelijk dunner, en omdat er minder hersencellen beschikbaar zijn, worden taken niet meer zo snel uitgevoerd als voorheen.
De huid en longen beginnen ook te verslechteren bij twintigers en dertigers. De huid produceert minder collageen en elastine, bindweefselvezels die de huid haar soepelheid en stevigheid geven. Verder wordt de vetlaag onder de huid dunner, wat ertoe bijdraagt dat de huid rimpelt en veroudert.
Volwassenen
Vruchtbaarheid lijdt onder leeftijd
Dertigers en veertigers beginnen al sterk te verouderen. Dit is vooral van invloed op het vermogen om kinderen te krijgen, maar veel mensen gaan ook slechter zien en boeten in aan fysieke kracht.
Vrouwen kunnen geen kinderen meer krijgen na de menopauze, maar de kansen om zwanger te worden nemen al enkele decennia eerder af.
Al kan een man in principe zijn hele leven lang kinderen krijgen, als de prostaat geleidelijk zijn functie verliest zal hij meestal last krijgen van een slechte zaadkwaliteit, erectiestoornissen en een verminderde spermaproductie.
Op volwassen leeftijd gaan de meeste mensen slechter zien. De ooglenzen worden stugger, waardoor het moeilijk wordt van dichtbij scherp te stellen, en ze worden ook compacter, waardoor minder licht het netvlies bereikt.
Ouderdom
Het hart is versleten
Als we oud worden, slijten de meeste organen van ons lichaam. Het gehoor laat het afweten, we krijgen misschien artritis en organen als hart, nieren en darmen werken niet meer zo goed als in onze jonge jaren.
Ook al heeft een oud hart zijn hele leven onafgebroken gewerkt, meestal kan het nog steeds zijn normale, dagelijkse werk doen door het bloed rond te pompen door het lichaam. Alleen bij lichamelijke inspanning, wanneer de spieren meer bloed nodig hebben en het hart sneller moet pompen, ontstaan er problemen.
Het gehoor wordt slechter naarmate we ouder worden, vooral omdat we in de loop van ons leven een deel van de kleine haarcellen in het oor verliezen. Vooral de hoge tonen kunnen we dan moeilijk horen, waardoor we medeklinkers als f, s en t minder goed kunnen onderscheiden, hoe hard mensen ook spreken.
Ouderen kunnen mannen met een lage stem dan ook vaak beter verstaan dan vrouwen en kinderen met een hogere stem.
Het darmstelsel functioneert niet meer geweldig en produceert minder spijsverteringsenzymen, waardoor ouderen vaak een opgeblazen gevoel hebben. De stoelgang zelf wordt ook trager, wat tot verstopping kan leiden.
De nieren werken minder goed en scheiden te veel vocht en te weinig zouten uit, waardoor we uitgedroogd kunnen raken. Bovendien verliezen de blaas en urinewegen hun kracht en moeten oudere mensen soms vaker naar het toilet of verliezen ze urine.