Ouderen herhalen zichzelf

Ouderen herhalen zichzelf weliswaar, maar praten vaak steeds gevarieerder.
Onjuist
De mythe over het slechte geheugen van ouderen gaat niet op voor het vermogen om woorden en hun betekenis te onthouden. De woordenschat neemt toe tot de leeftijd van 70 jaar, waarschijnlijk doordat woorden in alle delen van de hersenen worden onthouden.
Grootouders vertellen misschien steeds dezelfde verhalen, maar saai is het zelden, want vaak gebruiken ze nieuwe fomuleringen. Onze woordenschat neemt immers gestaag toe, ook bij senioren.

Woordenschat neemt het hele leven toe
We pikken in de loop van ons leven steeds meer woorden op en worden daardoor genuanceerder in onze taal en uitdrukking.
Getalbegrip blijft op niveau
Ons vermogen om getallen te verwerken blijft het hele leven vrij stabiel, dus ook het vermogen om te rekenen en logisch te denken.
Visueel begrip blijft achter
Onze visuele intelligentie piekt bij dertigers en neemt dan met de jaren langzaam af.
Volgens een Brits internetonderzoek leren we vanaf drie tot 16 jaar vier nieuwe woorden per dag. De woordenschat blijft tijdens ons volwassen leven groeien met twee nieuwe woorden per dag.
Psycholoog Joshua Hartshorne van Harvard University in Boston, VS, toonde in een studie uit 2015 aan dat we ook steeds beter worden in het actief gebruiken van woorden.
Hij liet 21.000 mensen tussen de 10 en 71 jaar online synoniemen voor bepaalde woorden zoeken. Zo bleek dat het vermogen om andere woorden met dezelfde betekenis te noemen in de loop der jaren vrij gestaag toeneemt, en dat de woordenschat op 68-jarige leeftijd piekt.
De onderzoekers weten niet waarom dit zo is, maar een groot onderzoek uit 2016 is iets op het spoor.
Neurobioloog Jack Gallant van de University of California, Berkeley in de VS scande de hersenen van zeven proefpersonen terwijl ze twee uur luisterden naar verhalen die uit boeken werden voorgelezen. De resultaten toonden aan dat woorden in het grootste deel van de hersenschors werden onthouden, en dat verwante woorden vaak dicht bij elkaar werden opgeslagen.
De woordenschat lijkt dus geen verband te houden met één bepaald deel van de hersenen, dat op latere leeftijd dreigt te verzwakken. En als woorden over de hersenen verspreid zijn, moeten zeer grote delen van de hersenen zijn aangetast voordat dit een significant effect op de woordenschat heeft.
Geheugen gaat achteruit

Ons episodische geheugen verslechtert met de jaren, waardoor we niet meer zo vaak winnen met Memory.
Deels juist
Met de jaren vergeten we waar de auto geparkeerd staat of wat we in de supermarkt zouden kopen. Maar we onthouden feiten en vergeten nooit hoe we onze veters moeten strikken.
Geheugen bestaat in verschillende vormen, en die varianten worden niet in gelijke mate beïnvloed door ouderdom.
Het episodische geheugen wordt het meest aangetast. Het slaat herinneringen op aan ervaringen, persoonlijke ervaringen, jeugdherinneringen, belevenissen tijdens de zomervakantie van vorig jaar en wat er eerder op de dag op het werk of op school is gebeurd.
Dit type geheugen werkt het best bij dertigers en neemt dan gestaag af. Daarom moeten we naarmate we ouder worden steeds vaker op zoek naar de auto of komen we thuis zonder de boodschappen die we nodig hadden.
Een studie uit 2000 toonde aan hoe het episodische geheugen en ons vermogen om iets te herkennen verschillend worden beïnvloed door ouderdom. Jonge en oudere mensen kregen eerst 16 woorden te horen. Daarna werden de twee soorten geheugen in afzonderlijke proeven getest.
Geheugen bestaat in verschillende vormen, en die varianten worden niet in gelijke mate beïnvloed door de leeftijd.
Eerst ging het om het episodische geheugen, waarbij de proefpersonen alle woorden moesten opschrijven die ze zich konden herinneren.
Hier presteerden de jongeren beduidend beter. Toen de proefpersonen echter de 16 woorden moesten kiezen uit een lijst die ook 32 andere woorden in willekeurige volgorde bevatte, werd hun herkenningsgeheugen getest. En hier presteerden de ouderen bijna net zo goed als de jongeren.
Leeftijd heeft minder effect op twee andere soorten geheugen, het semantische en het procedurele geheugen. Het semantische geheugen betreft alle concrete en feitelijke dingen die we weten: de namen van onze familieleden, 2 + 2 = 4 en Parijs is de hoofdstad van Frankrijk. Dit soort geheugen piekt rond de leeftijd van 60 jaar.
Het procedurele geheugen regelt hoe we onbewust ingewikkelde bewegingen uitvoeren, zoals veters strikken, pianospelen of fietsen. Studies hebben aangetoond dat wanneer oudere mensen trager of slechter worden in het uitvoeren van dit soort taken, dit niet te wijten is aan problemen met het procedurele geheugen.
De reden hiervoor is dat de motoriek niet meer zo goed is en het moeilijker wordt de bewegingen uit te voeren, ook al herinnert de oudere zich perfect hoe dat moet gebeuren.
We worden hulpelozer en verwarder

Mensen van in de 50 zijn het beste toegerust om problemen op te lossen.
Onjuist
Stel je voor dat je in een vreemde stad bent en ontdekt dat je huurauto illegaal geparkeerd stond en daarom is weggesleept. Je was op weg naar het vliegveld om de auto in te leveren en een vlucht te nemen naar de volgende bestemming op je wereldreis.
Als je je vlucht mist, moet je je volgende bestemming overslaan en een nieuw ticket kopen. Je vlucht vertrekt binnen vier uur, dus wat ga je doen? Als je rond de 50 bent, ben je wetenschappelijk gezien op je best om dit soort praktische en complexe problemen op te lossen die ervaring, kennis, oordeelsvermogen en snel denken vereisen.
Wetenschappers verdelen intelligentie in vloeibare en kristallijne intelligentie. Vloeibare intelligentie komt overeen met de processorsnelheid van een computer en beschrijft hoe snel en efficiënt de zenuwcellen van de hersenen met elkaar communiceren bij het oplossen van een probleem.
Kristallijne intelligentie komt overeen met de harde schijf van een computer en gaat onder meer over de hoeveelheid kennis en ervaring waaruit je kunt putten.
Intelligenties pieken op verschillende leeftijden
Afhankelijk van de uitdagingen waarvoor we staan, doen we een beroep op de soorten intelligentie, die elkaar helpen. Daarom zijn we op latere leeftijd beter in het oplossen van problemen.

50-jarigen zijn probleemoplossers
Om complexe problemen op te lossen moet je meestal kennis uit je enorme voorraad combineren. Vijftigers kunnen dit het best, en daarna neemt het vermogen af.

Je handelt langzamer
Vloeibare intelligentie beschrijft hoe snel je kennis kunt verbinden om resultaten te bereiken, en daalt gestaag na je 30e.

Je database groeit
Ouderen hebben meer ervaring en kunnen tot 60-70 jaar putten uit meer kennis. Kristallijne intelligentie kan de afname van vloeibare intelligentie compenseren.
Beide soorten intelligentie zijn belangrijk bij het oplossen van problemen, en de ene kan de andere compenseren. Als je auto bijvoorbeeld al eens is weggesleept, ken je de procedure en dat verhoogt je kans om het vliegtuig te halen, al denk en handel je misschien niet meer zo vlug.
In een studie uit 2017 toonde neuroloog Xi Chen van de University of Texas at Dallas, VS, aan dat vloeibare intelligentie al op 25-jarige leeftijd begint af te nemen, wanneer de hersenen volledig ontwikkeld zijn. Kristallijne intelligentie daarentegen neemt toe naarmate we nieuwe dingen leren, en daalt pas na de 65 jaar.
Xi Chen liet proefpersonen complexe taken uitvoeren en ontdekte dat probleemoplossend vermogen zich in de loop van het leven ontwikkelt als de som van de twee basisintelligenties.
We worden steeds beter in het oplossen van problemen tot 50 jaar, wanneer de kristallijne intelligentie nog toeneemt. Maar daarna wordt de toename tenietgedaan door de nog snellere afname van de vloeibare intelligentie, zodat we er al met al steeds langer over doen om praktische problemen op te lossen.
Ouderdom verzwakt de zintuigen

Ouderen hebben minder hersencellen om taal te verwerken.
Juist
Als we op latere leeftijd slecht gaan horen, komt dat niet alleen doordat de haartjes in ons binnenoor zijn afgesleten en de geluidsgolven niet meer kunnen registreren. De hersenen zijn ook niet meer goed in het filteren van woorden uit achtergrondgeluiden en het vormen van zinvolle zinnen. Dit werd vastgesteld door de Canadese hersenonderzoeker Pascale Tremblay in 2020 met hersenscans van 32 mensen tussen de 19 en 87 jaar.
Hieruit blijkt dat de schors van het gehoorcentrum, evenals andere delen van de hersenen die betrokken zijn bij taalbegrip, met de jaren dunner wordt. Daardoor hebben ouderen minder hersencellen om de spraak te verwerken die hun oren waarnemen.
De scans toonden ook aan dat de resterende hersencellen van het gehoorcentrum minder zenuwsignalen afvuren en minder efficiënt werken dan bij jongere mensen.
Ouderen hebben minder hersencellen om de spraak te verwerken die hun oren waarnemen.
Iets soortgelijks gebeurt er met het zicht, dat een groot deel van de hersencapaciteit in beslag neemt omdat de vele visuele indrukken van het oog voortdurend moeten worden geanalyseerd en gedecodeerd.
Door ooggebreken kunnen ouderen moeilijk van dichtbij scherpstellen en in het donker zien. Tegelijkertijd heeft een verzwakking van de hersenen tot gevolg dat we met de jaren kleuren anders waarnemen, de snelheid en richting van een bewegend voorwerp moeilijk kunnen bepalen en niet meer zo goed zijn in het onderscheiden van details. Maar in één opzicht zijn de verzwakte zintuigen van ouderen een voordeel: het gevoel voor pijn.
Neuropsycholoog Ana María González-Roldán van de Universitat de les Illes Balears op Mallorca, Spanje, toonde in 2020 aan dat ouderen met een gemiddelde leeftijd van 67 jaar een veel hogere pijndrempel hebben dan jongeren van rond de 21.
De huid moest harder worden ingedrukt voordat de ouderen pijn voelden, en dan nog deed het minder zeer. En de oorzaak zit dus in de hersenen.
Uit scans bleek dat de hersennetwerken die fysieke pijn in verband brengen met psychologisch ongemak en negatieve emoties, bij ouderen op een lager niveau werkten dan bij jongeren.
Het tegenovergestelde gold voor een ander neuraal netwerk tussen de frontale kwabben en het zintuiglijk centrum. Hier was de activiteit het hoogst bij ouderen, wat mogelijk aangeeft dat ze pijn negeren.
We worden knorrig

We worden juist aardiger en meegaander naarmate we ouder worden.
Onjuist
De knorrige bejaarde is een archetype in films en in het hoofd van de meeste mensen, maar daar klopt weinig van. Met de jaren worden we zelfs vriendelijker en meelevender.
Na hun 60e worden de meeste mensen minder sociaal en staan ze minder open voor nieuwe dingen. In het verlengde daarvan doen ze dingen in het dagelijks leven soms zo veel mogelijk hetzelfde. Dat we minder sociaal worden en meer comfort zoeken in het vertrouwde leidt vaak tot een verlies van sociale betrokkenheid, wat gevoelens van eenzaamheid kan oproepen.
Veel ouderen maken zich steeds meer zorgen en krijgen last van negatieve gedachten, waardoor ze knorrig of zelfs depressief kunnen worden. Maar deze gemoedstoestand is een gevolg van de eenzaamheid en geen natuurlijk onderdeel van de ouderdom, want in werkelijkheid worden we doorgaans vriendelijker en milder.
Psycholoog Brent Roberts van de universiteit van Illinois in de VS toonde dit aan in 2006, toen hij de twee basispersoonlijkheidskenmerken vriendelijkheid en emotionele stabiliteit beoordeelde bij 50.000 mensen tussen de 18 en 80 jaar.
Uit de resultaten bleek dat we met het klimmen der jaren steeds aardiger worden, en deze trend zet zich onverminderd voort na ons pensioen. Hetzelfde geldt voor emotionele stabiliteit, wat betekent dat we met de jaren minder onstuimig worden en over het algemeen meer rust vinden in onszelf.






Ouderdom versterkt vijf delen van de hersenen
Onderzoekers blijven mijlpalen bereiken bij het bestuderen van het vermogen van de hersenen om tekortkomingen te compenseren en beter te worden door training. Met de jaren kunnen de hersenen nieuwe vermogens ontwikkelen.
1. Woordenschat is verspreid
Grote delen van de hersenschors slaan woorden op en verbinden ze. Daardoor verliezen we niet onze hele woordenschat als een bepaald deel van de hersenen beschadigd raakt.
2. Veters strikken houden we erin
Als we ouder worden, kunnen we nog steeds andere mensen herkennen en veters strikken, mits alzheimer de hersenen niet aantast. Het gaat alleen wat langzamer als je ouder wordt.
3. De database groeit
Hoewel de vloeibare intelligentie boven in de hersenen langzamer kennis verbindt, biedt de kristallijne intelligentie aan de voorkant van de hersenen meer ervaring om uit te putten.
4. Pijngrens wordt hoger
Onze zintuigen en emoties raken verzwakt bij het ouder worden, wat een voordeel is als het om pijn gaat. Ouderen hebben een veel hogere pijndrempel dan jongeren, blijkt uit een studie.
5. We worden steeds milder
De hypofyse krimpt, waardoor er minder hormonen het lichaam in komen. Daarom is het een mythe dat we op latere leeftijd knorrig worden. We worden juist milder, vriendelijker en meegaander.
De hormoonproducerende klier van de hersenen, de hypofyse, krimpt met de jaren, waardoor de niveaus van vele hormonen veranderen – en de persoonlijkheid soms ook. De hormoonschommelingen beïnvloeden de groei van de hersencellen en zorgen ervoor dat ze nieuwe zenuwverbindingen met elkaar aangaan.
Daarnaast spelen veranderingen in de signaalstoffen serotonine en dopamine in de hersenen een rol. Het gehalte in de hersenen fluctueert, evenals de gevoeligheid ervoor, wat invloed heeft op de manier waarop hersencellen elkaar zenuwsignalen sturen.