Veranderde spraakstroom en toonhoogte
Het enige wat de proefpersonen hoefden te doen, was praten. Daarna konden de wetenschappers op basis van snelheid, toonhoogte, aantal pauzes en intensiteit in de spraakstroom voorspellen wie van de proefpersonen de meeste depressiekenmerken zou vertonen in de daaropvolgende onderzoeken.
De wetenschap weet al langer dat depressieve mensen anders praten.
De spreeksnelheid verandert, en dat geldt ook voor de toonhoogte en de manier waarop mensen zich uitdrukken. Het doel van de nieuwe studie was om te testen of met behulp van een speciale audiotool die variaties opspoort, geanalyseerd kan worden of mensen een depressie aan het ontwikkelen zijn.
Geluidsopnamen vingen verschillen op
Er namen 118 universitaire studenten zonder de klinische diagnose van depressie deel aan het onderzoek. Eerst werd hun mentale vermogen getest, en daarna moesten ze een voorgelegd probleem zo snel mogelijk oplossen. Daarna werden eventuele symptomen van depressie getest. Ten slotte werden er geluidsopnamen gemaakt van de spraak van alle proefpersonen.
Alle deelnemers moesten een minuut lang praten over iets positiefs in hun leven, en daarna een minuut over iets negatiefs. Vervolgens werden de opnamen geanalyseerd aan de hand van speciale akoestische kenmerken, het aantal woorden en de hoeveelheid woorden die de proefpersoon steeds gebruikte voordat deze even stopte met praten.
Belangrijke stap richting betere diagnosticering
De onderzoekers observeerden dat 25 van de proefpersonen zo hoog scoorden dat ze in aanmerking zouden komen voor een klinische-depressiediagnose.
Alle 25 personen gebruikten zowel tijdens hun positieve als tijdens hun negatieve verhalen meer woorden dan de mensen die buiten het depressieve gebied vielen.
Ze vertoonden ook tekenen van veranderingen in spraak, toonhoogte en andere variabelen. Bovendien deden de mensen met de grootste depressieve uitschieters langer over het probleem dat ze voorgelegd kregen dan de mensen zonder depressie.
Hoewel het onderzoeksteam erkent dat er hun studie nog zwakke punten bevat, zien ze het als een belangrijke stap naar een betere en eerdere opsporing van depressiesymptomen. Tegelijkertijd wijzen ze erop dat hun bevinding overeenkomt met bestaand onderzoek, waaruit blijkt dat fluctuaties in spraakpatronen effectief gebruikt kunnen worden om depressies op te sporen.