Vóór het hoogtepunt van de laatste ijstijd werd Europa bevolkt door de Gravettecultuur, en wetenschappers hadden altijd aangenomen dat het om een homogene groep ging.
De mensen in verschillende regio’s hadden namelijk dezelfde gebruiken en artistieke tradities. Zo waren er grote gelijkenissen tussen bijvoorbeeld hun grotschilderingen en wapens.
Uit de analyse van het genoom van 356 prehistorische jager-verzamelaars uit 14 Europese landen blijkt nu dat de vroege Europese beschaving was verdeeld in twee groepen, die genetisch onafhankelijk waren.
De ene groep, het genetische cluster Věstonice, leefde in Centraal-Europa, terwijl de andere groep – het Fournol-cluster – in het westelijke en zuidwestelijke deel van Europa leefde.
Alle genetische sporen uitgewist
Toen de laatste ijstijd het koudste punt naderde, trok het Fournol-cluster naar het Iberisch Schiereiland, waar het nog relatief warm was.
Volgens de wetenschappelijke analysen was dat een slimme zet. Het onderzoeksteam heeft namelijk Fournol-genen kunnen identificeren bij individuen die 20.000 jaar later in Europa leefden. Dat wijst erop dat de groep de ijstijd heeft overleefd.
Helaas voor de jager-verzamelaars van Věstonice verdwenen al hun genetische sporen.
Voorheen gingen onderzoekers ervan uit dat Italië in de laatste ijstijd een toevluchtsoord zou kunnen zijn geweest voor de Centraal-Europese volkeren.
Maar de nieuwste genetische reconstructie wijst er juist op dat het cluster Věstonice niet op het Apennijns Schiereiland heeft geleefd.
In plaats daarvan ontdekten de onderzoekers dat er een derde, aparte groep mensen naar Noord-Italië migreerde tegen het einde van de ergste kou, en dat de Věstonice-mensen de ijstijd dus hebben overleefd.
Vermoedelijk kwamen zij uit de Balkan en verspreidden ze zich vanuit Noord-Italië naar het zuidelijke Sicilië, vertellen de onderzoekers, die hiermee de hele Europese geschiedenis herschrijven.
Tot nu toe was de theorie namelijk dat het Věstonice-cluster genetische overeenkomsten had met de groepen die later arriveerden.
Maar dit recente onderzoek wijst er dus juist op dat de groepen die er later leefden heel andere wortels hadden – en pas naar het Italiaanse schiereiland gingen nadat de eerdere soort was uitgestorven.