Zie je ’s nachts kleuren?
Een oud gezegde luidt: Bij avond zijn alle katjes grauw. Klopt daar iets van?

Het oog kent twee soorten gezichtscellen: staafjes en kegels. De staafjes zijn het meest lichtgevoelig en registreren licht en donker. De kegels registreren kleur, en zetten zwartwitbeelden om in kleur die de staafjes naar de visuele schors in de hersenen sturen.
We hebben kegeltjes voor het zien van rood, groen en blauw. Als er weinig licht is, zoals ’s nachts, is het licht miljoenen keren zo zwak als overdag. Het oog moet dat kleine beetje licht zo goed mogelijk opnemen, en doet dat met de staafjes; niet met de drie soorten kegelcellen, want die zouden het licht onderling moeten verdelen. Daarom zien we ’s nachts alles in zwart-wit en klopt het dus dat alle katten in het donker grauw zijn, ongeacht hun werkelijke kleur.
Afwijkingen kunnen leiden tot kleurenblindheid
De drie soorten kegeltjes die rood, groen en blauw licht registreren, kunnen met elkaar elke andere kleur vormen. Hetzelfde principe wordt bijvoorbeeld gebruikt om een beeld op kleurentelevisie te laten zien; dat wordt namelijk uit die drie kleuren opgebouwd.
Afwijkingen aan de kegels, of ze nu aangeboren zijn of later zijn ontstaan, kunnen leiden tot (gedeeltelijke) kleurenblindheid. De meest voorkomende kleurenblindheid is die voor rood-groen, waarbij het onderscheid tussen rood, geel en groen lastig is.
Heb je hier een vraag over? Stuur een bericht naar Hoe zit dat?