Het is 1839. Charles Darwin is thuis in het Engelse Kent en hij kan zijn ogen niet van zijn pasgeboren zoon afhouden. De jonge onderzoeker is overweldigd door zijn vadergevoelens, maar blijft ook wetenschapper. Hij noteert alles over de eerste grimassen van de baby.
‘Bij een van mijn eigen kinderen heb ik [...] dikwijls waargenomen dat het eerste teken van een geleidelijk opkomende schreeuwbui een kleine fronsing [...] was [...]. Zodra het krijsen werkelijk begon, werden alle spieren om de ogen krachtig samengetrokken en werd de mond wijdgeopend,’ schrijft hij later in zijn boek Het uitdrukken van emoties bij mens en dier.
Het boek kreeg veel belangstelling toen het in 1872 uitkwam. Het bevatte de eerste wetenschappelijke theorieën over de ontwikkeling van het gezicht en de betekenis van gelaatsuitdrukkingen. Darwin had foto’s, notities en andere gegevens verzameld van onderzoekers wereldwijd en toonde onder andere aan dat chimpansees, honden en katten gezichtsuitdrukkingen hebben die doen denken aan de onze.
Zijn doel was de mens in een evolutionaire context te zetten. Darwin onderscheidde zes uitdrukkingen die basale emoties weergeven en die bij alle culturen voorkomen: woede, afschuw, verbazing, vreugde, verdriet en angst. Hij wilde twee vragen beantwoorden: waarom ziet ons gezicht er zo uit en wat betekenen de gezichtsuitdrukkingen? Het lijken simpele vragen, maar dat zijn het niet. Nog steeds doen onderzoekers moeite de geheimen van het gezicht te ontrafelen – met algoritmen, DNA-technologie en 3D-beeldverwerking. En er zijn allerlei verrassende antwoorden gevonden op de basale vragen van Darwin.
Het DNA van het gezicht
Het is 2015. Antropoloog Mark Shriver van de Penn State University in de VS bekijkt op zijn kantoor twee portretfoto’s. De ene stelt hemzelf voor, de andere zijn zesjarige zoon als 25-jarige. Ze zijn door een computer op basis van een DNA-test gegenereerd.
De foto van Shriver zelf lijkt enigszins op het origineel. Het portret van zijn zoon kan hij in de toekomst pas echt testen, maar hij weet nu al dat het niet heel nauwkeurig zal zijn. Op dit moment kunnen slechts enkele grove trekken worden afgeleid uit het DNA: oog- en haarkleur, geslacht, etniciteit en bij benadering de leeftijd. Naar verwachting zal dit soort portretten echter preciezer worden naarmate we meer leren over het gezicht.
De methode wordt nu al wel ingezet bij opsporingszaken – en om mensen in de gaten te houden. Dat ervoeren de inwoners van Hongkong in 2015 bij een campagne voor schonere straten. De overheid onttrok DNA aan op straat gegooide kauwgum en peuken en liet op basis daarvan portretten van de vervuilers maken, die op posters werden tentoongesteld.