Luizenleventje
In het nieuwe onderzoek bekeken de wetenschappers het DNA van het achtpotige beestje en ontdekten ze dat hij het doet met een minimale hoeveelheid eiwitten en dus ook genen. Sterker nog: het is het laagste aantal dat is waargenomen bij insecten, kreeftachtigen en spinachtigen.
Volgens de onderzoekers is het bescheiden aantal genen het resultaat van hun beschutte leventje in onze vettige klieren, waar ze niet bejaagd of beconcurreerd worden door andere soorten. Het erfelijk materiaal van de mijten is daardoor tot het strikt noodzakelijke teruggebracht.
Volgens de onderzoekers is de mijt zich aan het ontwikkelen van een zogeheten ectoparasiet, die op de gastheer leeft, tot een organisme dat in symbiose leeft met zijn gastheer: een symbiont. Hij is dus met ons aan het versmelten.
Volgende halte: uitroeiing
Het beperkte aantal genen is ook de oorzaak van andere bijzonderheden van de mijt. Zo komt hij alleen ’s nachts tevoorschijn omdat hij de genen die hem tegen uv-stralen beschermen, is kwijtgeraakt.
Verder kan hij het hormoon melatonine niet meer aanmaken, dat bij mensen de slaap en bij ongewervelde dieren de voortplanting reguleert. Maar dat probleem lost hij op door het van onze huid te jatten, waar het voor het oprapen ligt.
Hoewel de genetische veranderingen als een goed idee klinken, hebben ze volgens de onderzoekers ook een keerzijde. Hoe meer genen de mijt verliest, hoe afhankelijker hij van ons wordt.
De wetenschappers zijn zelfs bang dat D. folliculorum tot uitsterven gedoemd is vanwege zijn geïsoleerde bestaan op ons gezicht en de inteelt die er het gevolg van is. En dat kan slecht nieuws zijn voor de mijt én voor ons.
‘Mijten krijgen allerlei dingen in de schoenen geschoven. Maar hun lange relatie met de mens kan erop duiden dat ze ook eenvoudige, maar nuttige taken verrichten, bijvoorbeeld voorkomen dat de poriën van ons gezicht verstopt raken,’ zegt een van de onderzoekers, dr. Henk Braig van de Bangor University in Wales.