Shutterstock

Je skelet leeft op bij angst

Je skelet houdt je overeind, maar het is meer dan een dood geraamte. Binnenin vormt zich een hormoon dat het lichaam bij gevaar in staat van paraatheid brengt en spieren en hersenen extra kracht geeft.

Je loopt in een donker en verlaten steegje. Plotseling hoor je voetstappen achter je. Je gaat vlugger lopen, maar de voetstappen versnellen ook en je voelt een hand op je schouder.

Heel even ben je door angst verlamd, en je voelt een koude rilling door je rug gaan. Toch zijn je botten allesbehalve verlamd. Binnen in het harde botweefsel pompen levende cellen een hormoon je bloed in dat je lichaam in staat van paraatheid brengt.

Het bloed jaagt door je aderen, je hart bonkt, je spieren spannen zich aan en al je zintuigen staan op scherp. Je draait je hoofd en bent klaar om in een fractie van een seconde een beslissing te
nemen: vechten of vluchten.

Een jaar geleden werd nog gedacht dat het hormoon adrenaline, dat in de bijnierschors wordt aangemaakt, het lijf in een alarmtoestand brengt.

Maar in september 2019 bleek dat de zogeheten angstrespons wordt opgewekt door osteocalcine, een hormoon dat door de botten afgegeven wordt.

Dat ontdekte de arts Gerard Karsenty van de Columbia University in New York.

Volgens Karsenty vormt het skelet niet alleen een pantser voor de organen en het mechaniek waardoor je er als een haas vandoor kunt gaan – de botten zorgen er ook voor dat je op gevaar kunt reageren door alle krachten van het lichaam te mobiliseren.

© Shutterstock

Je hebt vier soorten botten

Ons skelet telt 206 botten. Die hebben aan de binnenkant allemaal dezelfde opbouw, maar de uitwendige vorm verschilt sterk.

Platte beenderen:

O.a. schedel, rib

Korte beenderen:

O.a. vingerkootje, knieschijf

Onregelmatige beenderen:

O.a. wervels, onderkaak

Pijpbeenderen:

O.a. dijbeen, ellepijp

Bot wordt continu opgebouwd

Met een totaalgewicht van circa 10 kilo is het skelet het zwaarste orgaanstelsel van het lichaam.

De activiteit in de beenderen ontspringt enerzijds aan de stamcellen in hun binnenste, die het beenmerg vormen en continu vitale rode en witte bloedcellen produceren, en anderzijds aan het harde botweefsel zelf.

Hierin leven allerlei cellen, die ervoor zorgen dat het skelet kan groeien en na een breuk kan herstellen.

De opbouw van de botten is vergelijkbaar met die van gewapend beton. Als ze groeien, kunnen ze niet meerekken, zoals ander weefsel. Een netwerk van sterke eiwitvezels gevuld met minerale afzettingen maakt ze hard en stijf, waardoor ze zich niet in de lengte en breedte kunnen uitstrekken.

Maar in grotere en kleinere holten in het dode botweefsel bevinden zich levende cellen, waarvan twee celtypen in het bijzonder van belang zijn voor de botgroei.

Het ene celtype wordt gevormd door de osteoclasten. Die glijden als slakken over het botoppervlak en schrapen er botweefsel af. Het andere celtype, de osteoblasten, maakt nieuw botweefsel aan en bouwt de botten dus juist op.

De botten bestaan uit een harde buitenkant en een sponsachtige binnenkant, en ze groeien doordat de twee celtypen hun activiteiten coördineren, zodat bijvoorbeeld de schil van een dijbeen vooral aan de binnenkant wordt afgebroken en aan de buitenkant wordt opgebouwd.

Als je een bot breekt, slijpen de osteoclasten de twee breukvlakken bij, zodat die weer op elkaar passen, waarna de osteoblasten ze aan elkaar ‘lijmen’ door de tussenruimte op te vullen met nieuw botweefsel.

Harde botten zitten vol leven

Vanbuiten lijken de botten een dood skelet, maar vanbinnen zijn ze continu bezig zichzelf af te breken en op te bouwen. De cellen produceren essentiële stoffen voor het lichaam. In het 40-50 cm lange dijbeen en het stijgbeugelbotje van 3 mm vinden dezelfde processen plaats.

claus lunau

Harde buitenkant maakt het bot sterk

De gladde, witte oppervlakte is compact botweefsel, dat bestaat uit 70% mineralen en zouten, zoals calcium en fosfaat, en 30% organische stoffen, zoals het eiwit collageen. Het compacte botweefsel is sterk en dicht, maar heeft piepkleine holten bekleed met levende cellen.

claus lunau

Poreuze binnenkant zorgt voor soepelheid

Onder de harde schil is het bot een poreus netwerk. Het weefsel heeft dezelfde chemische opbouw en hardheid als de buitenkant, maar is voorzien van gaatjes, zoals een spons. De vele holten maken het bot soepel en flexibel, en ze zijn bekleed met cellen die het bot onderhouden.

claus lunau

Bot moet continu worden onderhouden

Op de holtewanden en buiten op het bot leven twee soorten ‘bouwcellen’: osteoclasten breken het bot af en osteoblasten bouwen nieuw weefsel op. Zo kan het bot groeien en kunnen breuken herstellen. Osteoblasten maken ook het belangrijke hormoon osteocalcine aan. Verder leven er in het botweefsel osteocyten. Die reguleren de andere twee.

claus lunau

Beenmerg vormt bloedcellen

In het binnenste deel van het bot en in alle holten van het botweefsel zit het beenmerg. Het zachte, vettige merg bevat stamcellen, die rode en witte bloedcellen vormen. De rode bloedcellen vervoeren zuurstof door het lichaam, de witte bieden bescherming tegen infecties.

claus lunau

In 2010 ontdekte Gerard Karsenty al dat de osteoblasten niet alleen bot opbouwen, maar ook osteocalcine uitscheiden. En in 2019 kon hij uiteindelijk de invloed van dit hormoon op de alarmtoestand van het lichaam demonstreren.

Karsenty deed proeven met muizen, die een stroomstootje door hun pootjes kregen of werden blootgesteld aan de geur van vossenurine. Beide situaties roepen een automatische angstreactie op, waardoor de muizen stil blijven staan en hun hartslag en ademhaling versnellen.

Karsenty nam bloedmonsters van de bange muizen en constateerde dat de hoeveelheid osteocalcine in het bloed twee minuten na de schok vijf keer zo hoog was.

Het niveau van adrenaline, het hormoon dat gewoonlijk met angstreacties wordt geassocieerd, was echter normaal. Dit niveau steeg pas na vijf minuten, toen de hoeveelheid osteocalcine juist weer omlaag ging.

Uit nader onderzoek van Karsenty bleek dat het angstcentrum in de hersenen, de amygdala, signalen naar de botten stuurt, waardoor het bloed ver voordat de productie van adrenaline op gang komt al volloopt met osteocalcine.

Maar Karsenty wist niet zeker of het bothormoon direct betrokken was bij de vecht-of-vluchtreactie. Daarom modificeerde hij het DNA van een aantal muizen zo, dat ze geen osteocalcine meer konden aanmaken.

Als deze muizen een stroomstootje kregen, reageerden ze lang niet zo sterk. De hartslag en ademhaling stegen veel minder dan bij de andere dieren.

Omgekeerd ontdekte Karsenty dat hij de vecht-­of-vluchtreactie kon opwekken door veel osteocalcine rechtstreeks in het bloed van de muizen te injecteren, ook als die in een rustige omgeving waren zonder gevaar.

Bothormoon dempt zenuwen

Karsenty’s proeven wijzen dus uit dat het bothormoon noodzakelijk is en volstaat om een angstreactie op te roepen.

Met andere woorden: niet adrenaline uit de bijnierschors maar osteocalcine uit de botten brengt het lichaam in staat van paraatheid als we tegenover een acute dreiging staan.

Met enkele andere experimenten wist Karsenty ook duidelijk te maken hoe het bothormoon de angstreactie opwekt.

Als osteocalcine via het bloed in contact komt met de neuronen in het parasympathisch zenuwstelsel, worden de zenuwen in slaap gesust en geven ze minder signalen af.

© Columbia University Medical Center

"Ik denk dat de botten zijn ontwikkeld als middel voor gewervelde dieren om aan gevaren te ontkomen."

Gerard Karsenty’s proeven toonden aan dat het hormoon osteocalcine uit de botten ons hyperalert maakt bij dreigend gevaar.

Het parasympathisch zenuwstelsel vormt met het sympathisch zenuwstelsel het autonome zenuwstelsel, dat de hersenen met alle organen verbindt en vitale onbewuste functies aanstuurt,
zoals de hartslag, de ademhaling, de spijsvertering en het urineren.

De twee onderdelen van het autonome zenuwstelsel hebben een tegenovergestelde werking. Het parasympathisch zenuwstelsel probeert het lichaam ontspannen te houden zodat je in alle rust kunt eten en het voedsel verteren.

Het sympathisch zenuwstelsel bereidt het lichaam juist voor op de vecht-of-vluchtreactie.

Als osteocalcine, zoals uit Karsenty’s proeven blijkt, de ontspannende signalen van het parasympathisch zenuwstelsel dempt, krijgt het sympathische deel de vrije hand om het lichaam in een staat van opperste paraatheid te brengen en het hart en de longen overuren te laten draaien.

Spieren krijgen extra brandstof

Uit eerdere onderzoeken is gebleken dat osteocalcine nog diverse andere functies heeft. Maar volgens Gerard Karsenty passen die allemaal in hetzelfde patroon: de kans vergroten dat mensen, muizen en andere dieren met een skelet kunnen overleven in een wereld vol gevaren.

In 2016 ontdekte Karsenty dat osteocalcine de spieren stimuleert, waardoor die meer glucose en vetzuren opnemen uit het bloed en de moleculen beter als brandstof kunnen gebruiken.

Toen hij gewone muizen en gemodificeerde muizen, die het hormoon niet konden vormen, op een loopband zette, bleek de extra energie een aanzienlijk effect te hebben op hun fysieke kunnen.

Het bot­hormoon gaf de muizen meer uithoudingsvermogen, waardoor ze 25 procent langer konden rennen voor ze uitgeput waren, en meer kracht, waardoor ze sneller renden.

De positieve werking van osteocalcine heeft zelfs een zelfversterkend effect, want door de fysieke activiteit gaan de botten nog meer van het hormoon uitscheiden.

25 procent korter renden muizen met een verstoorde osteocalcineproductie.

Behalve de osteoclasten en osteoblasten, die op het oppervlak en in de holten van het botweefsel leven, bevatten de botten nog een type cellen: osteocyten.

Die zitten diep in het compacte botweefsel zelf, en een van hun belangrijkste taken is de activiteit van de andere twee celtypen te reguleren en zo de opbouw en de afbraak van de botten in balans te houden. Daarnaast houden de osteocyten in de gaten hoe het bot door fysieke activiteit wordt belast.

Als je bijvoorbeeld rent of je voeten hard neerzet, veroorzaakt dat een mechanische schok, die zich voortplant door de botten van benen en ruggengraat. En als je een zwaar voorwerp optilt, strekken en buigen de botten van je arm.

Al die mechanische invloeden worden geregistreerd door de osteocyten, die een geïntegreerd deel van het botweefsel zelf zijn en de osteoblasten laten weten dat deze meer osteocalcine moeten gaan produceren.

Zo zorgt het bothormoon niet alleen dat het lichaam bij gevaar in een alarmtoestand wordt gebracht, maar ook dat de spieren energie krijgen om te vechten of vluchten.

Gerard Karsenty gaat echter nog een stap verder en denkt dat een andere, eerdere ontdekking van hem het beeld van osteocalcine als onze primaire bescherming tegen gevaar compleet maakt: in 2013 concludeerde hij op basis van proeven bij muizen dat het hormoon ook invloed heeft op de hersenen.

Botten beschermen je tegen gevaar

Als er gevaar dreigt, maken de botten direct het hormoon osteocalcine aan. Dat zet een keten van processen in gang, die je zo goed mogelijk moeten voorbereiden op vechten of vluchten – en ervoor zorgen dat je van de ervaringen leert.

Shutterstock

Beweging leidt tot hormoonproductie

Zintuigcellen in het bot registreren het als het skelet door beweging wordt belast, bijvoorbeeld als je vlucht voor gevaar. Osteoblasten (cellen in het bot) maken dan osteocalcine aan en sturen dit naar het bloed. Bij acute angst en stress geven de hersenen ook een signaal aan de botten om osteocalcine te produceren.

Shutterstock

Lichaam gaat in alarmtoestand

Osteocalcine werkt op het autonome zenuwstelsel in, dat onbewuste functies als spijsvertering, seksuele drift en plassen aanstuurt. Het hormoon zorgt ervoor dat het lichaam van een toestand van rust overschakelt naar paraat staan om te vechten of vluchten.

Shutterstock

Geheugen en cognitie worden scherper

In de hersenen helpt osteocalcine de productie van neurotransmitters als dopamine, serotonine en noradrenaline te reguleren. Dat versterkt de hersenfunctie, zodat je beter kunt leren en onthouden. Daardoor herinner je je het gevaar en leer je ervan.

Shutterstock

Spieren krijgen meer energie

Osteocalcine beïnvloedt de spiercellen zo, dat ze meer glucose uit het bloed kunnen opnemen en zo extra brandstof krijgen. Ook zorgt het hormoon ervoor dat de spieren de signaalstof IL-6 gaan afscheiden, die energiereserves in de lever en vetreserves vrijmaakt voor de spieren.

Shutterstock

Hormoontekort tast geheugen aan

Karsenty haalde gemodificeerde muizen die geen bothormoon konden vormen uit hun eigen omgeving en zette ze in een makkelijk te herkennen ruimte.

Daar kregen ze elke paar minuten een zwak stroomstootje door hun pootjes. Gewoonlijk leren muizen dan al snel om de omgeving te koppelen aan de onplezierige schokjes, en als ze een dag later weer in dezelfde ruimte worden neergezet, verstijven ze meteen.

De gemodificeerde muizen leerden die les echter lang niet zo goed en hadden als ze weer in de ruimte werden geplaatst veel minder de neiging om te ‘bevriezen’ dan andere muizen.

Bij een ander experiment werden het leervermogen en geheugen van de dieren getest in een zogeheten Morris-watertank.

Hierbij zwemmen de muizen door een tank en zoeken ze naar onder water verborgen platforms waarop ze kunnen rusten.

Door de proef te herhalen, testen onderzoekers hoe snel de muizen de locatie van de platforms leren onthouden en hoe doelgericht ze ernaartoe zwemmen.

Het experiment van Karsenty toonde aan dat normale muizen de locatie van de verborgen platforms snel leerden kennen en er vrijwel direct naartoe zwommen om vaste grond onder hun voeten te krijgen. Bij de gemodificeerde muizen was dat heel anders.

Zij waren niet in staat de locaties te leren of te onthouden. Hoe vaak ze het ook mochten proberen, de muizen bleven willekeurig rondzwemmen en ontdekten de platforms alleen bij toeval.

Verstoorde balans tussen botcellen maakt je ziek

Gezonde botten zijn afhankelijk van een goede balans tussen botcellen die oud botweefsel afbreken en botcellen die nieuw weefsel vormen. Een onbalans leidt tot breekbare, te compacte of misvormde botten.

© Shutterstock

Te veel afbraak leidt tot breekbare botten

Osteoporose ontstaat meestal na het 40e levensjaar en is de meest voorkomende botaandoening. De oorzaak is dat osteoclasten, de cellen die het bot afbreken, sneller werken dan de zogeheten osteoblasten het weer kunnen opbouwen. Dat heeft tot gevolg dat de holten binnen in de botten groter worden. De wervelkolom van iemand met osteoporose zakt in en de botten breken sneller. Osteoporose is tot op zekere hoogte onder controle te houden met medicijnen.

© Shutterstock

Bij te weinig afbraak wordt bot te massief

Bij marmerbeenziekte of osteopetrose verliest het bot de poreuze structuur binnenin en wordt het zeer massief. Marmerbeenziekte is een zeldzame erfelijke aandoening, waarbij de functie van de osteoclasten is verstoord. Die kunnen geen botweefsel afbreken en daardoor wordt de botgroei niet beperkt. De aandoening is niet leeftijdgebonden en bij baby’s is de sterfte hoog doordat het beenmerg wordt verdrongen, waardoor er te weinig bloed wordt aangemaakt.

© Shutterstock

Ongecontroleerde groei maakt de botten krom

1-8% van de bevolking heeft de botziekte van Paget, waarbij de botgroei zo verstoord is dat het bot elk jaar 1 cm dikker wordt. In het ergste geval krijg je kromme benen en drukt de schedel op de zenuwen, waardoor je bijvoorbeeld blind wordt.

In combinatie met andere experimenten overtuigde dit resultaat Karsenty ervan dat de aanmaak van osteocalcine cruciaal is voor de natuurlijke ontwikkeling en het functioneren van de hersenen.

Een tekort aan dit hormoon belemmert het vermogen om nieuwe dingen te leren en te onthouden en vermindert op die manier het vermogen om gevaarlijke situaties te herkennen.

Toen de onderzoeker deze proeven in 2013 deed, was hij niet zo bezig met de invloed van de botten op de cognitieve functies, maar dat veranderde in 2019.

Door de ontdekking dat het bothormoon bepalend is voor de alarmtoestand van het lichaam, vielen opeens alle puzzelstukjes op hun plaats.

In zijn publicatie van de resultaten schreef hij dan ook: ‘Ik denk dat de botten zijn ontwikkeld als middel voor gewervelde dieren om aan gevaren te ontkomen.’

Karsenty’s theorie gaat uit van de klassieke functie van het skelet als een stevig raamwerk dat de organen achter de ribben beschermt en de spieren een houvast geeft, waardoor ze het lichaam kunnen bewegen.

Maar hij wijst ook op het gehoor, dat bij gewervelde dieren fungeert dankzij botjes in het binnenoor.

Het gehoor is een zintuig met allerlei praktische voordelen, maar gezien in evolutionair perspectief had het mogelijk oorspronkelijk het primaire doel roofdieren en andere gevaren op tijd te ontdekken.

© Shutterstock

Drie botjes brengen geluid voort

Het gehoor is gebaseerd op drie botjes. Dat duidt erop dat botten zijn gevormd als bescherming tegen gevaar.

Hamer

Aambeeld

Stijgbeugel

Afvalstoffen vormden het skelet

Geobioloog Shuhai Xiao van Virginia Tech in de VS bestudeert al ruim tien jaar fossielen om de ontwikkelingsgeschiedenis van het skelet in kaart te brengen. Hij denkt dat het van oorsprong een manier was om giftige afvalstoffen kwijt te raken.

In plaats van calcium- en fosforverbindingen uit te scheiden, werden ze gemineraliseerd tot primitief botweefsel, dat in eerste instantie fungeerde als afvaldepot.

Maar circa 600 miljoen jaar geleden ontdekte de evolutie een manier om die depots te benutten. In die periode veranderden veel dieren hun eetgewoonten en werden ze roofdieren, waardoor er grote behoefte aan zelfbescherming ontstond.

Die opgave kon het botweefsel allereerst uitvoeren door een beschermend pantser te vormen, maar later ontwikkelden voorouders van de paling, conodonten, als een van de eerste diersoorten een wervelkolom, met behulp van het harde afvaldepot.

Met die wervelkolom konden ze door het water kronkelen en zo roofdieren ontvluchten, en dat was een geweldig nuttige eigenschap.

Tijdens de zogeheten cambrische explosie 543 miljoen jaar geleden ontstonden er heel veel nieuwe diergroepen en -soorten, waaronder de succesvolle gewervelden, die een benige wervelkolom hebben.

Mettertijd hebben de gewervelde dieren, waaronder de mens, de functie van het skelet verfijnd en osteocalcine ontwikkeld als een signaalstof die het lichaam niet alleen in staat van paraatheid brengt, maar nog meer functies heeft die ons in enigerlei mate helpen om gevaren te vermijden.

Als je hardloopt, registreren cellen in de botten de belasting en gaan ze nieuw botweefsel opbouwen.

© Shutterstock

Beweging en melk maken bot sterker

Vanaf ongeveer je 30e worden je botten geleidelijk zwakker, maar met kleine aanpassingen in je levensstijl kun je ze zo sterk mogelijk houden. Als je sport, worden bepaalde botcellen, osteocyten, geactiveerd door het aantrekken van de spieren en de klappen tegen de ondergrond. De osteocyten laten de cellen die de botten onderhouden weten dat ze het bot moeten versterken. Ook je dieet heeft invloed. In melk en groente zit veel calcium, waaruit het bot is opgebouwd, en vitamine D uit bijvoorbeeld vis bevordert de calciumopname in het bloed.

Zo stimuleert het hormoon ook de aanmaak van het mannelijk geslachtshormoon in de testikels, waardoor mannen grotere en sterkere spieren krijgen en beter in staat zijn om te vechten en te vluchten.

Tevens is al ruim tien jaar bekend dat osteocalcine een beslissende rol speelt bij de omzetting van glucose en vetzuren.

Dat doet het hormoon onder meer door de alvleesklier meer insuline te laten produceren en tevens veel lichaamscellen gevoeliger te maken voor insuline.

Zo stabiliseert osteocalcine de bloedsuikerspiegel en helpt het diabetes en obesitas tegen te gaan.

Hoewel het bothormoon de organen dus op allerlei manieren beïnvloedt, lijkt het verrassend genoeg geen effect te hebben op de botten zelf.

Alles wijst erop dat de botten en de osteocalcineproductie ervan allereerst bedoeld zijn om je lichaam klaar te maken voor actie als je op een late avond voetstappen achter je hoort.