Shutterstock

Elektromagnetisme verzacht depressie

Zet een elektromagnetische helm op en je krijgt meer vreugde in je leven. Een baanbrekende therapie blaast bedrukte hersencellen nu nieuw leven in en kan wellicht miljoenen depressieve mensen helpen.

Miljoenen positief geladen natriumionen stromen de zenuwcel in via een piepklein eiwitpoortje in de buitenste schil van de cel, het celmembraan.

Door die stroom van elektrisch geladen ionen gaat een poortje daarnaast ook open. Meer ionen stromen nu toe. Een nieuwe poort gaat open, en nog een. Een kettingreactie van geopende poorten en elektrische stroom verspreidt zich door de lange uitloper van de zenuwcel, tot aan het eind. Hier komt uit de cel een vuurwerk aan signaalstoffen vrij.

Die stoffen hechten zich aan een andere zenuwcel, zetten ook daar de poorten open en brengen zodoende nog een kettingreactie op gang. De stroomstoot loopt door je hersenen van zenuwcel naar zenuwcel – en je voelt je blij worden.

Zo werken de hersenen normaal. Maar het systeem kan uit balans raken, met soms een depressie tot gevolg. Zo’n 350 miljoen mensen kampen met deze ziekte, waarvan somberte en lusteloosheid twee symptomen zijn.

Bij velen van hen brengen gesprekken of medicijnen de beloningssystemen van de hersenen op gang, maar sommigen reageren niet op traditionele behandelingen. Een bijzondere behandelwijze biedt echter hoop aan mensen die eerder niet te genezen waren: elektromagnetisme.

Medicijn onder de loep

Onderzoekers proberen al tientallen jaren te begrijpen hoe depressiviteit ontstaat. In de jaren 1960 kwamen ze tot een van de eerste wetenschappelijke verklaringen van het verschijnsel: door het gebrek aan bepaalde signaalstoffen in de hersenen – met name serotonine – zou depressiviteit ontstaan.

En de oplossing leek zo eenvoudig: het vergroten van de hoeveelheid serotonine die beschikbaar is voor de zenuwcellen.

Kettingreactie zorgt voor signalen

In gezonde hersenen maken zenuwcellen met gemak elektrische signalen aan, die ze doorsturen naar de naburige cellen.

Oliver Larsen

Ionen stromen de zenuwcel in

Elektrische impulsen lopen door een zenuwcel via kleine poorten, ionkanalen genaamd. Wanneer een poort opengaat, stromen ionen de cel binnen en openen ze de poort ernaast. De kettingreactie plant zich voort tot het einde van de cel.

Oliver Larsen

Cel ontdoet zich van signaalstoffen

Aan het einde van de cel zorgt de stroom ionen ervoor dat zakjes vol met signaalstoffen versmelten met het celoppervlak, waardoor de stoffen vrijkomen.

Oliver Larsen

Nieuwe cel zet de poorten open

De signaalstoffen hechten zich aan receptoren op een andere zenuwcel, waardoor de
cel bepaalde ionkanalen opent. De ionen stromen binnen en de impuls trekt door de cel.

Oliver Larsen

Niet lang daarna kwam er een nieuwe groep medicijnen op de markt, de zogeheten SSRI-middelen: selective serotonin reuptake inhibitors. Ze remmen het mechanisme dat normaal gesproken serotonine verwijdert van de synapsen: de verbindingen tussen de zenuwcellen in de hersenen.

Zo vergroten ze dus de hoeveelheid van de signaalstof in de synapsen. Samen met andere vergelijkbare stoffen zijn de SSRI-middelen in de westerse wereld de voorkeurstherapie gaan vormen.

Maar ze hebben ook nadelen: bijwerkingen als misselijkheid, slaapstoornissen, minder zin in seks en impotentie. Bovendien blijkt uit sommige onderzoeken dat SSRI’s niet beter werken tegen een depressie dan een placebo

© Science Photo Library

Om de waarheid over SSRI’s boven tafel te krijgen, voerde een internationaal team van onderzoekers in 2018 een proef uit om het effect van de stoffen op depressie te testen.

Het is tot dusver de grootste analyse in zijn soort, en het resultaat was duidelijk: SSRI-middelen zijn beter dan een placebo – maar ook weer niet zo effectief als sommige onderzoekers hebben beweerd.

De analyse is een mijlpaal op het gebied van de behandeling van depressie, maar is nog niet de oplossing voor iedere patiënt, want de werking wisselt sterk per persoon.

Dat betekent dat sommige mensen meer dan gemiddeld baat hebben bij een medicijn – terwijl het bij anderen misschien niet eens werkt.

Doordat de populaire SSRI-middelen niet altijd even goed helpen tegen de ziekte, zijn de wetenschappers gaan begrijpen dat depressiviteit een complexere aandoening is dan ze eerder aannamen. Daarom zijn er nu allerlei nieuwe theorieën op komst.

Ontsteking vergiftigt de hersenen

SSRI-middelen vergroten onmiddellijk de hoeveelheid serotonine in de hersenen. Maar meestal knappen depressieve mensen er pas na een aantal weken van op. Daarom betwijfelen onderzoekers of de stijging van het serotoninegehalte de enige oorzaak van de verbeterde conditie is. De stoffen werken namelijk in op meer delen van het lichaam, waaronder het immuunsysteem.

Veel onderzoek duidt erop dat diverse systemen door depressie worden beïnvloed – zo kan het aantal synapsen of het gehalte van bepaalde eiwitten afnemen. En volgens sommige onderzoekers ligt er een diepere oorzaak aan de veranderingen ten grondslag – een ontsteking.

Uit diverse proeven blijkt dat depressieve mensen een hoger niveau van ontsteking in hun lichaam hebben. Een infectie is de manier van het lichaam om schadelijke organismen te bestrijden, maar kan ook ontstaan als gevolg van stress.

Aanval: Stress vernielt verbindingen

Infecties, stress en slaapstoornissen – wetenschappers zoeken uit waarom de hersenen van depressieve mensen de hersensignalen niet goed doorgeven.

© Oliver Larsen

Theorie 1

Stress verwoest de synapsen

Bij langdurige stress baden de hersencellen in stresshormonen als cortisol. De hormonen remmen de vorming van allerlei belangrijke eiwitten in de synapsen van de zenuwcellen. Daardoor slinken de synapsen, en sommige verdwijnen, waardoor de cellen niet met elkaar communiceren.

© Oliver Larsen

Theorie 2

Immuunsysteem valt zenuwcellen aan

Een chronische milde ontsteking vergroot het risico op een depressie. In die toestand zijn de immuuncellen overactief en scheiden ze cytokinen uit. Die stoffen voorkomen dat de zenuwcellen nieuwe synapsen vormen, en in het ergste geval kunnen ze zenuwcellen doden.

© Oliver Larsen

Theorie 3

Slechte slaap remt signalen

Te weinig of te veel slaap kan ten koste gaan van het vermogen van de zenuwcellen om de signaalstof serotonine af te staan of erop te reageren. De cellen kunnen dan minder goed communiceren.

Bij een infectie kan het lichaam een deel van de nuttige stof tryptofaan – die onder meer helpt serotonine te vormen – omzetten in stoffen die voor de hersencellen giftig zijn. De gifstoffen slaan neer op bepaalde receptoren op de zenuwcellen en maken de cellen hyperactief, totdat ze op zijn en geen belangrijke signaalstoffen meer kunnen uitscheiden.

Daardoor werken de blijheids­systemen niet optimaal. Volgens sommige onderzoeken verminderen maatregelen die het effect van ontstekingen tegengaan, zoals sporten en krachttraining, ook symptomen van depressie.

Bij krachttraining activeren we de spiercellen, waarna ze de tryptofaan beter opnemen; daardoor komen daar niet zo veel gifstoffen uit voort.

Hersenen passen zich slecht aan

Het vermogen van de hersenen om zich aan te passen – plasticiteit geheten – speelt ook een rol bij depressie. Bij een grote plasticiteit vormen de hersenen makkelijk hersencellen, bloedvaten en zenuwcelverbindingen.

En bij depressieve mensen is die plasticiteit gering.

Onze hersenen moeten zich constant aanpassen, en ze worden op de proef gesteld als bijvoorbeeld een familielid sterft of als we ons werk kwijtraken. Uit experimenten blijkt dat sommige mensen genetisch gezien vatbaarder zijn voor een depressie na een ingrijpende gebeurtenis. De verklaring kan zijn dat hun specifieke genen minder plasticiteit in de hersenen opleveren.

Sommige antidepressiva versterken juist dat vermogen van de hersenen om nieuwe verbindingen tussen zenuwcellen te leggen. Dat gebeurt vooral in de hippocampus, een hersencentrum dat bij depressieve mensen vaak kleiner is dan normaal. Uit dierproeven blijkt dat de hippocampus onder invloed van het medicijn zijn oude grootte terugkrijgt.

De laatste jaren hebben wetenschappers geprobeerd de plasticiteit van depressieve hersenen te vergroten zonder medicijnen, maar door bijvoorbeeld stroomstootjes op de hersencellen. Via een chirugische ingreep kunnen er kleine elektroden in de hersenen worden geplaatst, maar dat heeft niet veel effect, en bovendien is het opereren van de hersenen erg riskant.

Een stuk verfijnder is transcranial magnetic stimulation, waarbij de hersenen krachtige stroomstoten krijgen via een apparaat dat op het hoofd aangebracht wordt. De behandeling is getest en heeft wel invloed op depressie, maar niet overtuigend.

De patiënt moet voor elke behandeling naar het ziekenhuis, en dat is regelmatig. Een andere behandeling lost dat probleem echter op, want die wordt bij de patiënt thuis uitgevoerd. En de resultaten van de eerste tests zijn veelbelovend.

Helm geeft cellen nieuw leven

Zet je elektromagnetische helm op en laat hem een halfuur zitten. Doe dat iedere dag, dan ben je na een paar maanden niet meer depressief. Dat is de realiteit voor circa de helft van de chronisch depressieve mensen die hebben deelgenomen aan proeven met de methode T-PEMF: transcranial pulsating electromagnetic fields.

© Steen Dissing, Københavns Universitet

Bij de meerderheid van de andere helft van de proefpersonen werden de symptomen flink teruggedrongen. De behandeling werd in 2015 in Europa goedgekeurd, maar artsen waren nog niet overtuigd na het handjevol experimenten met T-PEMF.

T-PEMF is getest in zes Deense ziekenhuizen en de resultaten bevestigen dat de behandeling tegen depressiviteit inderdaad werkt.

Helm laat zenuwcellen groeien

Een helm van elektromagnetische spoelen geeft de hersenen stroomstootjes en trekt aan de enzymen van de hersencellen. Het gevolg: meer verbindingen tussen de zenuwcellen en meer voeding om de actieve cellen tevreden te stellen.

Oliver Larsen

Spoelen sturen de hersenen stroomstootjes

De patiënt zet zeven spoelen op zijn hoofd aan. Die spoelen vormen pulserende elektromagnetische velden, die zich tot diep in de hersenen verspreiden.

Oliver Larsen

De velden zijn vooral gericht op de hippocampus en frontaalkwab, die bij depressieve mensen vaak ongewoon klein en weinig actief zijn.

Oliver Larsen

Impulsen activeren enzym

De elektromagnetische impulsen trekken aan elektrisch geladen delen van het enzym Src-kinase, dat in de zenuwcellen zit.

Oliver Larsen

Het geactiveerde src-kinase stuurt signalen dieper de cel in, met als gevolg dat de cel grote hoeveelheden groeifactoren aan zijn omgeving begint af te staan.

Oliver Larsen

Door groeifactoren worden cellen groter

De groeifactoren hechten zich aan receptoren op de zenuwcel en op cellen daaromheen.

Oliver Larsen

De receptoren sturen signalen verder de cellen in, waardoor die synapsen bij gaan maken. De extra verbindingen tussen de zenuwcellen zorgen ervoor dat er veel meer signalen door het gebied trekken.

Oliver Larsen

Zenuwcellen trekken bloedvaten aan

Door de grotere activiteit staan de zenuwcellen meer groeifactoren af, waaronder het eiwit VEGF.

Oliver Larsen

Dit hecht zich aan de bloedvaten in de hersenen, die zich daarop naar de zenuwcellen toe vertakken en meer zuurstof en voeding naar de zenuwcellen brengen. Die kunnen daardoor actief blijven.

Oliver Larsen

De kern van de behandeling is een helm met zeven koperen spoelen, die zwakke, pulserende elektromagnetische velden in de hersenen vormen. Die velden zijn ongeveer even sterk als de elektrische velden die van nature voorkomen wanneer de zenuwcellen signalen versturen.

De elektromagnetische velden vergroten waarschijnlijk de dosis van een aantal zogeheten groeifactoren in de hersenen, waardoor de zenuwcellen nieuwe synapsen vormen en de bloedvaten meer vertakkingen aanleggen die de hersencellen van zuurstof en voeding kunnen voorzien. Daardoor zijn de zenuwcellen actiever en wordt de depressie verminderd.

T-PEMF kan depressieve mensen helpen die niet gebaat zijn bij de huidige methoden. Maar de behandeling kan ook goed werken bij mensen met andere hersenziekten door een verminderde hersenactiviteit.

De test uit 2018 wijst onder andere uit dat T-PEMF de symptomen bij patiënten met parkinson vermindert, en onderzoekers hopen dat ook dementen erbij gebaat zijn.