Shutterstock

De mens werd slapend een succes

We slapen een derde van ons leven weg, en niemand weet precies waarom. Over de vele mogelijke verklaringen zijn hersenwetenschappers het niet eens. Volgens sommige theorieën slapen we om energie te besparen als we toch niets te doen hebben. Volgens andere slapen we om te dromen, want zonder te dromen functioneren mensen niet. En misschien dankt onze soort inderdaad zijn succes aan slapen en dromen.

De verloskundige had goed nieuws voor de jonge ouders, en hij kon hun angstige blik met een glimlach beantwoorden.

‘Het gaat prima met jullie zoontje. Ik heb alle fysieke onderzoeken gedaan en er is niets mis met hem. Gefeliciteerd, geniet van hem.’

De dokter deed een paar stappen naar de deur, maar keerde zich om en nam nog even het woord.

‘Er is alleen één ding waar jullie je goed bewust van moeten zijn. Je zult merken dat je zoon regelmatig urenlang het bewustzijn verliest, waardoor je hem niet meer kunt bereiken.

Hij zal volledig in zijn eigen wereld zijn opgesloten, bij vlagen raakt zijn lichaam verlamd, en in sommige gevallen zal hij in een staat verkeren waarin hij wel dood lijkt. Tijdens die bewusteloosheid zal hij te maken krijgen met bizarre en soms angstaanjagende hallucinaties, maar daar is eigenlijk niet echt iets aan te doen. Het is maar dat jullie het weten.’

De ouders staarden geschokt naar de arts, totdat ze beseften dat hun baby, net als alle andere mensen, de gewoonte had om soms in slaap te vallen – dat is waar de arts het over had.

Bekend verschijnsel is best vreemd

Dit scenario is ontleend aan de Amerikaanse hersenonderzoeker Matthew Walker om te laten zien hoe wonderlijk slaap eigenlijk is.

Al eeuwen vragen filosofen en wetenschappers zich af wat de diepere betekenis van slaap is – overigens zonder er een duidelijk antwoord op te vinden. Het lijkt vreemd dat het een voordeel zou zijn dat we acht uur per dag in een zwart gat vallen en dus een derde van ons leven inactief zijn.

‘Slaap is een verspilling van tijd en een overblijfsel van toen we nog holenmensen waren,’ zo luidde de mening van uitvinder Thomas Edison. De man die ons de gloeilamp heeft gegeven, zat er duidelijk niet mee dat wij vandaag de dag beduidend minder slapen dan de vorige generaties omdat we kunstlicht hebben.

Dat slaapgebrek eist echter zijn tol. Ons lichaam en brein zijn afgesteld op een bepaald dag- en nachtritme, waarbij we beurtelings slapen en waken, en de laatste tientallen jaren hebben slaapwetenschappers ontdekt hoe belangrijk het effect van slapen is.

Alleen daardoor kunnen we, wanneer we wakker zijn, leren, onze emoties beheersen en sociaal functioneren. Het ritme van slapen en waken wordt aangestuurd door een samenspel van onze biologische klok en invloeden van buitenaf.

© Shutterstock

‘Slaap is een verspilling van tijd en een overblijfsel van toen we nog holenmensen waren.’

Uitvinder Thomas Edison (1847-1931)

Onze biologische klok loopt achter

In 1938 sleepten twee mannen een stel ziekenhuisbedden naar een kelder in Kentucky, VS, om hun biologische klok te leren kennen.

Slaaponderzoeker Nathaniel Kleitman en zijn assistent Bruce Richardson van de universiteit van Chicago waren de proefkonijnen in hun experiment, dat zes weken zou duren. Afgezonderd van invloeden van buitenaf wilden ze onderzoeken hoe hun dag- en nachtritme zich ontwikkelde als er geen verschil tussen dag en nacht was.

Ze hielden het ‘slechts’ 32 dagen in het pikkedonker uit, waarbij ze volgens de behoefte van hun lichaam aten, sliepen en wakker waren. Maar het was lang genoeg om twee ontdekkingen te doen. Ten eerste veranderde hun slaap- en waakritme opvallend weinig.

Ze waren allebei wakker in perioden van zo’n 16 uur en sliepen een uur of negen. Ten tweede was er toch een klein verschil met het slaap- en waakritme van de buitenwereld: hun biologische etmaal duurde iets langer dan de 24 uur waaraan ze gewend waren.

Latere onderzoeken hebben de waarnemingen van Kleitman en Richardson bevestigd, dus nu weten we dat ons biologische etmaal gemiddeld 24 uur en 15 minuten duurt. Het is niet zeker waarom dat zo is, maar het wil zeggen dat we onze inwendige klok steeds gelijk moeten zetten om niet uit de pas te lopen met het etmaal dat ons wordt opgelegd door de draaiing van de aarde.

Dat is precies wat er gebeurt als we onder invloed van het zonlicht staan. Wanneer licht op de zogeheten ganglioncellen van het netvlies in het oog valt, seinen ze via de gezichtszenuwen het kleine hersencentrum SCN (nucleus suprachiasmaticus) in, dat zich vlak boven de plek bevindt waar de twee gezichtszenuwen elkaar in de hersenen kruisen. De SCN bevat slechts 20.000 zenuwcellen, maar die zijn wel enorm belangrijk.

Ze vertellen de overige hersencentra namelijk of het nacht of dag is. Bij zonsopkomst geven ze de pijnappelklier de opdracht om op te houden met het aanmaken van melatonine, een hormoon dat ’s nachts actief is en de hersenen dan in zijn greep heeft.

Tijdens het ochtendgloren daalt het gehalte melatonine, en het stijgt pas weer in de avond, wanneer de SCN registreert dat het donker geworden is en dat het weer tijd is om te gaan slapen.

Hormoon verovert ’s nachts je hersenen

Je dag- en nachtritme wordt aangestuurd door een inwendige klok die registreert of het licht of donker is. In de avond maken je hersenen het hormoon melatonine aan, waardoor je slaperig wordt. In de ochtend daalt het gehalte en word je wakker.

Claus Lunau & Oliver Larsen

Het hersencentrum SCN stuurt je biologische klok aan. Als je ’s nachts slaapt, is de SCN ook in rust.

Claus Lunau & Oliver Larsen

De pijnappelklier midden in de hersenen blijft melatonine aanmaken zolang hij geen ander bericht van de SCN krijgt. Daarom blijven de hersenen slapen.

Claus Lunau & Oliver Larsen

Als het licht wordt, registreert de SCN dat via de ganglioncellen in het netvlies van het oog. De pijnappelklier staakt daarop de productie van melatonine, want je moet wakker worden.

Claus Lunau & Oliver Larsen

Hamsters krijgen ritmetransplantatie

Het centrale uurwerk achter ons dag- en nachtritme werd in 1990 onderzocht tijdens een spectaculair experiment.

De hersenwetenschappers Russell G. Foster en Michael Menaker van de Amerikaanse universiteit van Virginia verwisselden de SCN’s bij twee groepen hamsters. De tamme groep had een zeer kort slaap- en waakritme door een mutatie, en de andere groep bestond uit wilde hamsters met een normaal ritme.

De wetenschappers wisten de SCN van de ene groep te verwijderen en in de hersenen van de andere groep te implanteren, en vice versa. Het resultaat was dat het dag- en nachtritme van de hamsters omgewisseld was, zodat de wilde hamsters nu een verkort ritme hadden en de tamme een normale cyclus. Uit het experiment blijkt dat alleen de SCN dus de snelheid van de biologische klok bepaalt.

De klok werkt in grote lijnen hetzelfde bij iedereen. Het ritme met hoge en lage melatoninegehaltes blijft hetzelfde, ook als we laat naar bed gaan of zelfs een nachtje doorhalen. We kunnen de klok zelf dus niet voor of achter zetten zoals het ons belieft.

Het mechanisme dat onze biologische klok iedere ochtend gelijkzet met behulp van het zonlicht, komt ons in de moderne maatschappij heel goed van pas – zonder dat konden we niet switchen tussen de zomer en de winter, en het zou onmogelijk zijn om over een jetlag heen te komen wanneer we naar een andere tijdzone reizen.

Maar ook al vertelt je innerlijke, door melatonine aangedreven klok je wanneer het nacht is en tijd om te slapen, hij reguleert de slaapbehoefte niet. Hier is een andere stof in het spel, die gerelateerd is aan je wakkere uren: adenosine. Dit stofje wordt door de hersencellen uitgescheiden en het gehalte loopt op terwijl je wakker bent. Wanneer de concentratie piekt, meestal na 12 à 16 uur, ervaar je een sterke drang om te slapen.

Adenosine zorgt er dus voor dat je in slaap valt. Als je gezond bent en niet lijdt aan een slaapgerelateerde ziekte, moet je het bewustzijn wel loslaten en je overgeven aan de slaap wanneer de druk te hoog oploopt.

De slaapbehoefte daalt gedurende het leven

Kinderen hebben de meeste slaap nodig, omdat lichaam en brein groeien en zich sterk ontwikkelen. Op onze oude dag verandert de biologische klok. We maken minder melatonine aan, vallen moeilijker in slaap en worden eerder wakker.

Slapende hersenen maken overuren

Wanneer je het bewustzijn verliest en in slaap valt, werkt je brein onverdroten door.

Dat is al in 1952 ontdekt door onder andere Nathaniel Kleitman, die 14 jaar eerder zijn biologische klok in Kentucky had onderzocht. Kleitman werkte nog steeds aan de universiteit van Chicago, en zijn student Eugene Aserinsky onderzocht de aandacht van kinderen door hun oogbewegingen goed te bekijken. Bij toeval ontdekte Aserinsky dat de ogen van de slapende kinderen achter de gesloten oogleden bij vlagen razendsnel heen en weer bewogen.

Aserinsky vulde zijn waarnemingen aan met EEG-scans, dat wil zeggen metingen van de elektrische activiteit van de hersenen. Bij deze metingen bleek dat er in perioden met snelle oogbewegingen ook heel veel activiteit in de hersenen was – zo veel zelfs dat het net leek of de proefpersonen wakker waren. Ook ontdekte hij dat deze perioden werden afgewisseld met lange rustmomenten voor de ogen, waarbij de hersengolven overgingen in een rustig, langzaam patroon.

Kleitman trok zijn wenkbrauwen op bij de resultaten van zijn leerling, maar was toch zo nieuwsgierig dat hij zijn dochter Esther naar het laboratorium meenam en de experimenten op haar uitvoerde. Eenmaal overtuigd bracht hij samen met Aserinsky de patronen in kaart en ontdekte hij dat deze niet alleen voor kinderen gelden, maar voor alle mensen.

De onderzoekers noemden de soorten ‘remslaap’ (van het Engelse rapid eye movement) en ‘non-remslaap’ (of NREM). Samen met de student William Dement ontdekten Kleitman en Aserinsky ook dat we vooral tijdens de remslaap dromen, en dit type slaap wordt daarom ook droomslaap genoemd.

Als volwassene dromen we een paar uur per nacht, tijdens de zogeheten REM-slaap. De meeste REM-slaap krijg je als foetus – in de maanden tot aan de geboorte droomt een kind ongeveer de helft van de tijd.

© Bill Diodato/Getty Images

De non-remslaap is sindsdien door andere onderzoekers onderverdeeld in soorten, afhankelijk van de diepte van de slaap, en dus de moeilijkheid om wakker te worden. Inmiddels weten we dat de soorten slaap een patroon vormen dat zichzelf herhaalt en waarbij elke cyclus doorgaans 90 minuten duurt.

Al zijn de hersenen het actiefst tijdens de remslaap, dit betekent niet dat ze in de non-remslaap vrij hebben: dan verwerken ze alle informatie die ze in de wakkere uren hebben ontvangen. Ze selecteren de informatie die de moeite waard is om op te slaan en verplaatsen die van het kortetermijngeheugen in de hippocampus, een hersencentrum in het binnenste deel van de hersenen, naar het langetermijngeheugen in de hersenschors.

De non-remslaap legt dus al onze indrukken op twee stapels. De stapel ‘opslaan’ gaat naar het langetermijngeheugen en de stapel ‘weggooien’ wordt gewist. Dankzij de non-remslaap kunnen we dingen dus ofwel onthouden, ofwel vergeten, en wordt het kortetermijngeheugen elke nacht opgeschoond, waarna het klaar is voor een nieuwe dag vol met verse indrukken.

Fysiek gezien is er ook veel activiteit in de hersenen terwijl we slapen. De afgelopen jaren is gebleken dat we ons hoofd flink opschonen als we buiten bewustzijn zijn. De hersenen worden omringd door hersenvocht, dat er tijdens de slaap voor zorgt dat de hersenen grondig doorgespoeld worden.

Dit kan plaatsvinden doordat de zenuwcellen van de hersenen krimpen, waardoor het hersenvocht langs de bloedvaten in het hersenweefsel kan stromen. Zo ontdoet het vocht de gebieden rond de zenuwcellen van afvalstoffen. Het eiwit bèta-amyloïde bijvoorbeeld, dat zich anders zou ophopen, zoals bij de ziekte van Alzheimer gebeurt.

De schoonmaakbeurt is vergelijkbaar met die in de rest van het lijf, waar het lymfestelsel actief is, maar waar het lymfestelsel 24 uur per dag werkt, vindt de reiniging van de hersenen met het hersenvocht alleen plaats als we slapen.

Onze hormonen gedragen zich ook anders tijdens de slaap dan overdag. Het niveau van het stressopwekkende hormoon cortisol neemt af en de balans tussen de eetlustregulerende hormonen leptine en ghreline verandert. Leptine, dat ons een verzadigd gevoel geeft, neemt toe, en ghreline, dat hongerig maakt, neemt af. Ook bespaart het lichaam energie doordat de lichaamstemperatuur daalt tot circa 36 °C.

De spieren worden slap en tijdens de remslaap zelfs zozeer dat er bijna sprake is van verlamming. Dat is handig, want anders kan ons lichaam te heftig reageren op de intense dromen die ons achtervolgen.

Onder slaapwetenschappers lijdt het dus geen twijfel dat slaap vele belangrijke doelen dient, in ons lichaam en brein, en daarom heeft het ook ernstige gevolgen als we stelselmatig te weinig slaap krijgen.

Slapende hersenen draaien overuren

Terwijl je lichaam ontspant en herstelt, is het voor je hersenen nachtwerk. Hersengolven geregistreerd met een EEG wijzen uit dat je hersenen tijdens de nachtrust in elke fase allerlei taken verrichten.

© Oliver Larsen

De wakkere hersenen

Als je een boek leest in bed of iets anders doet waar je je aandacht bij nodig hebt, krijgen je hersenen te maken met zogeheten bètagolven. Zodra je in slaap valt, veranderen ze in deltagolven.

© Oliver Larsen

Diep slapend brein

De NREM-slaap kent qua diepte een aantal graden. Tijdens de NREM-slaap slaan je hersenen informatie op in het langetermijngeheugen.

© Oliver Larsen

Hersenen in dromenland

In je remslaap oefenen je hersenen vaardigheden die je net hebt geleerd. Hier zetelen ook je dromen – misschien omdat je hersenen de informatie op nieuwe, creatieve wijze combineren.

Slaapgebrek leidt tot ziekte en ongevallen

11 etmalen en 25 minuten – zo lang slaagde de 17-jarige Amerikaan Randy Gardner erin om wakker te blijven bij zijn recordpoging in verband met een schoolproject.

Nadat Gardner op 28 december 1963 wakker geworden was, viel hij pas weer in slaap op 8 januari 1964.

Tijdens het proces merkte hij dat zijn zicht gaandeweg zwakker werd, dat hij concentratieproblemen kreeg, moeite had met formuleren en heel humeurig en prikkelbaar werd. Later begon zijn geheugen uit te vallen en kreeg hij vreemde en angstaanjagende hallucinaties.

Gelukkig liep Gardner geen blijvend letsel op door zijn experiment. Slaaponderzoekers raden nu dergelijke pogingen sterk af en Guinness Book of Records neemt dit soort records niet meer op. De reden is dat duizenden wetenschappelijke studies aantonen dat er niet alleen een verband bestaat tussen slaapgebrek en ziekte, maar ook tussen slaapgebrek en ongelukken.

Op korte termijn is slaapgebrek gevaarlijk omdat het onze alertheid en ons concentratievermogen verzwakt. Zo blijkt dat er in de VS ieder uur iemand in het verkeer omkomt vanwege slaapgebrek. Op de lange termijn verhoogt slaapgebrek het risico op een aantal aandoeningen, waaronder een verzwakte afweer, diabetes, aderverkalking, alzheimer, obesitas en vormen van kanker.

Vanuit het oogpunt van veiligheid en gezondheid is het goed om genoeg slaap te krijgen, en daarom zijn slaaponderzoekers ook bang dat onze moderne levensstijl ten koste van de nachtrust gaat. Statistische verklaringen laten zien dat volwassen mensen vandaag de dag iedere nacht ongeveer een uur minder slapen dan in de jaren 1950.

De vele goede redenen om te slapen lossen echter niet het diepste raadsel van slaap op: waarom kunnen al die heilzame processen niet plaatsvinden terwijl we wakker zijn? Hoe komt het dat er een verschijnsel is geëvolueerd dat ons een derde van het etmaal inactief, onproductief en weerloos tegen vijanden en roofdieren maakt?

Een grote pionier van het slaaponderzoek, de Amerikaan Allan Rechtschaffen, stelde het als volgt: ‘Als slaap geen absolute functie voor de vitaliteit heeft, is het de grootste fout die de evolutie ooit heeft gemaakt.’

Als een van de eersten onderzocht Rechtschaffen de slaappatronen bij dieren om een idee te krijgen van de slaapevolutie. Sindsdien traden velen in zijn voetsporen, en nu hebben we een brede kennis van slaap bij dieren.

Alle dieren slapen, maar hun behoefte wisselt. Zo is er een tendens dat kleine zoogdieren meer slapen dan grote. De giraf kan met een paar uur toe, terwijl de vleermuis het grootste deel van het etmaal slapend doorbrengt.

© Oliver Larsen

Alle diersoorten hebben slaap

Alle zoogdieren slapen, en ook alle amfibieën, reptielen en vogels. En sommige onderzoekers menen bij insecten slaap te hebben waargenomen.

Zelfs bij primitieve wormen, een diergroep die 540 miljoen jaar geleden ontstond, zijn aanwijzingen gevonden van een slaapachtige toestand. En spoelen we verder terug in de evolutiegeschiedenis en kijken we naar eencellige organismen als bacteriën, dan blijkt dat hun leven ook verdeeld is in actieve en inactieve fasen die het licht en donker volgen.

Er is wel een groot verschil. Bij alle dieren waarbij de slaapfasen via EEG gemeten kunnen worden, treffen de onderzoekers de non-remslaap aan, terwijl de remslaap alleen voorkomt bij zoogdieren en vogels – en ook bij sommige reptielen, blijkt uit nieuwe experimenten. Dit betekent dat de droomslaap na de eerste reptielen maar vóór de zoogdieren en vogels zal zijn ontstaan. Met deze kennis kunnen slaapwetenschappers drie evolutionaire verklaringen voor slaap tegen elkaar afzetten.

De eerste stelt dat slaap een noodzakelijke pauze is waarin de cellen zichzelf kunnen herstellen. Die theorie was populair omdat zij een universele verklaring biedt die geldt voor een breed spectrum van levensvormen, tot eencellige organismen aan toe. Ze verklaart ook dat we meer slaap nodig hebben als we een tijd lichamelijke inspanning hebben geleverd.

Helaas legt de theorie niet uit waarom veel processen in zowel het lichaam als de hersenen tijdens de slaap net zo actief zijn als in de wakkere toestand. Verder wordt niet verklaard waarom er een remslaap en een non-remslaap zijn.

De tweede theorie stelt dat slapen energie bespaart, wat handig is als er toch niets anders te doen is omdat het donker is. De verbranding bij zoogdieren is meestal lager tijdens de non-remslaap dan in wakkere toestand. Wat daar ook bij past, is dat allerlei dieren gedurende het etmaal verschillende tijden hebben waarin ze actief zijn.

Zo heeft het voor nachtdieren geen zin om overdag wakker te zijn, want dan zijn hun omstandigheden om voedsel te vinden niet optimaal. Verder hebben kleine dieren over het algemeen een hogere verbranding dan grote dieren, dus is het logisch dat kleine zoogdieren doorgaans meer slapen dan grote dieren.

De zwakte van de theorie is dat de energiebesparing ondanks alles weinig zoden aan de dijk zet. Een nachtje goed slapen bespaart ons mensen bijvoorbeeld slechts de energie van een stukje appeltaart. Bovendien geeft de theorie geen verklaring voor de remslaap.

Zo’n verklaring vinden we wel in de derde theorie: we slapen om te kunnen onthouden en leren. Slaap zou noodzakelijk zijn om de indrukken en ervaringen die we overdag verzamelen, te verwerken, te sorteren en op te slaan.

De theorie wordt ondersteund door onderzoeken die laten zien hoe de non-remslaap nieuwe ervaringen uit het kortetermijngeheugen naar het langetermijngeheugen verplaatst, en door tal van experimenten met mens en dier, die beter leren wanneer ze hun remslaap krijgen dan wanneer ze ervan beroofd worden. Ook krijgt de theorie steun van hersenscans, die aantonen dat de hersencentra die betrokken zijn bij het leren, actief zijn tijdens de droomslaap.

Natuurlijk kan het antwoord op het mysterie van slaap een combinatie zijn van de drie theorieën, maar de laatste jaren wint de derde vooral terrein. Dus een belangrijk doel van de slaap is dromen.

© Rick Friedman/Corbis/Getty Images

‘Met dromen bereiden de hersenen en de geest zich voor op wakkere, bewuste ervaringen.’

Slaaponderzoeker J. Allan hobson

Sterke emoties overheersen in onze dromen

In 2018 kregen 20 studenten van de Swansea University in Wales de opdracht om tien dagen lang gedetailleerde verslagen bij te houden van hun handelingen, zorgen en gevoelens.

De nachten daarna werd hun slaap gevolgd in het slaaplaboratorium, waar de hersengolven met EEG werden gemeten. Achter het experiment zat de psycholoog Mark Blagrove, die wilde weten of er een verband was tussen de gevoelens die de studenten in hun dagboek beschreven hadden en de intensiteit van hun dromen. In het lab werden de studenten na elke slaapcyclus gewekt en gevraagd wat ze gedroomd hadden, waardoor Blagrove de vergelijking kon maken tussen de dagboeken, dromen en EEG-metingen.

En er bleek een verband te zijn: studenten die in hun dagboek hadden opgemerkt dat ze intense emotionele situaties hadden meegemaakt, vervlochten deze ervaringen meer in hun dromen, en de zogeheten thètagolven in de EEG-metingen waren eveneens intens.

Mark Blagrove denkt op grond van het experiment dat er een rechtstreeks verband is tussen onze recente ervaringen en de inhoud van onze dromen.

Niet alle wetenschappers zijn het daar echter mee eens. De beroemde Amerikaanse droomwetenschapper J. Allan Hobson vindt bijvoorbeeld dat we niet al te veel waarde moeten hechten aan de inhoud van onze dromen. Deze inhoud is volgens hem een willekeurig bijproduct van het werkelijke doel van de remslaap, dat veel fundamenteler is.

Volgens Hobson ontwikkelt de remslaap de meest basale functies van de hersenen, zoals het besef van ons eigen bestaan als individu, en fundamentele emotionele reacties, zoals de drang om te vechten, vluchten, eten en paren.

‘Dromen is een voorbereiding van de hersenen en de geest op wakkere, bewuste ervaringen. Zonder dat is er geen wakker bewustzijn,’ zoals hij het uitdrukt.

Voor Hobson is aan het dromen af te lezen dat de hersenen zich klaarmaken voor de uitdagingen die ze staan te wachten in de waaktoestand – als een soort virtual reality-oefening voor het echte leven. Maar hij neemt tegelijkertijd ten stelligste afstand van elke vorm van droomduiding, wat inhoudt dat dromen als het ware een boodschap van het onderbewustzijn aan het bewustzijn vormen.

Hij voert bijvoorbeeld aan dat als onze dromen boodschappen zouden bevatten die voor ons belangrijk zijn, het raar is dat de meesten van ons zich die dromen nauwelijks kunnen herinneren en dat we desondanks duidelijk goed functioneren.

Bovendien tonen onderzoeken aan dat de remslaap bij een ongeboren kind een veel groter deel van de slaap uitmaakt dan bij volwassenen. Zoals Hobson zegt is het lastig om je een foetus voor te stellen die in de buik van zijn moeder ligt en een gestage stroom van belangrijke boodschappen uit het onderbewuste stuurt. Hij

gelooft ook niet dat foetussen überhaupt kunnen dromen. Bij een foetus is de remslaap eerder een hulpmiddel om de hersenen op te bouwen. Pas later wordt de remslaap een instrument voor het leren en het geheugen, met dromen als bijproduct.

Hobsons theorie stelt dat hoe groter en complexer het brein van een soort is, hoe meer remslaap deze nodig heeft. Mensen behoren tot de soorten met de meeste remslaap, dus dat past goed bij de theorie.

Maar al kan het kloppen dat de inhoud van onze dromen er niet toe doet, zoals Hobson zegt, in sommige gevallen kunnen ze ons toch veel opleveren.

Remslaap geeft je brein alle vrijheid

PET-scans wijzen uit dat de hersenen in de remslaap veel meer energie gebruiken dan in de diepe slaap, en net zo veel als wanneer we wakker zijn. In onze dromen combineren we herinneringen en informatie op nieuwe manieren, buiten de logica om.

© Science Photo Library

Remslaap (droomslaap)

© Science Photo Library

Wakkere toestand

© Science Photo Library

Non-remslaap (diepe slaap)

Dromen geven creativiteit een boost

Het periodiek systeem, de structuur van het DNA-molecuul en de manier waarop zenuwcellen communiceren – dit zijn slechts enkele wetenschappelijke doorbraken die alleen mogelijk zouden zijn geweest dankzij de droomslaap.

Dit geldt ook voor uitvindingen als de naaimachinenaald en kunstwerken zoals het verhaal van Frankenstein en de grootste pophit ooit, Yesterday. De genieën erachter ontwaakten allemaal met de oplossing van een probleem waarmee ze worstelden voordat ze naar bed gingen.

De hersenwetenschapper Matthew Walker vindt dat niet zo vreemd. De verklaring is volgens hem dat de remslaap de hersenen in staat stelt om fragmenten van oude herinneringen en nieuwe ervaringen associatief en op nieuwe manieren te mengen, wat ons controlerend brein in wakkere toestand niet zou lukken.

We spelen zonder enig vooroordeel en combineren dingen zoals we met ons wakkere, boerenverstand nooit zouden doen.

‘Op die manier zijn de dromen van de remslaap een soort alchemie van informatie,’ aldus Walker.

Hij haalt experimenten aan waarbij proefpersonen creatieve opdrachten kregen, zoals het vinden van een woord in een willekeurige reeks letters. Achter de letters OSEOG verbergt zich bijvoorbeeld het woord GOOSE (Engels voor gans). Toen de proefpersonen midden in hun remslaap werden gewekt, waren ze 90 seconden lang aanzienlijk beter in het oplossen van de taken dan de dag daarvoor, toen ze klaarwakker waren.

Volgens Walker komt dat doordat de hersenen in deze korte tijd na de remslaap hetzelfde blijven werken als tijdens die slaap. De proefpersonen ervoeren dat de oplossingen op dit moment gewoon vanzelf kwamen: die schoten hen te binnen zonder dat ze er moeite voor hoefden te doen.

Voor Matthew Walker zijn de dromen in de remslaap dus belangrijk voor onze creativiteit. Maar ze zijn veel meer dan dat: Walker beschouwt deze dromen ook als cruciaal voor onze geestelijke gezondheid.

© UC Berkeley Sleep and Neuroimaging Lab

‘De dromen van de remslaap zijn een soort alchemie van informatie.’

Hersenonderzoeker Matthew Walker

Slaap is het grootste cadeau van de evolutie

Onze dromen verwerken de ervaringen die we in wakkere toestand hebben gehad en vooral ook de gebeurtenissen die gepaard gingen met sterke emoties.

Dat kan van alles zijn, van een fikse ruzie met je partner tot een beangstigend verkeersongeval. Ons dromende brein speelt ervaringen na als een film, maar met een groot verschil: de emoties die verband houden met de ervaringen doen niet mee. De reden is dat het stresshormoon noradrenaline bijna afwezig is in de remslaap.

Daardoor kunnen we in onze dromen gebeurtenissen opnieuw beleven, zonder dat we er net zo van ondersteboven zijn als overdag. Daarna gaan de gebeurtenissen, tijdens de non-remslaap, naar het langetermijngeheugen, waarin ze in een zodanige vorm worden opgeslagen dat we ze kunnen terugvinden zonder te worden overspoeld door het gevoel dat er in de wakkere versie mee gepaard ging.

Walkers theorie dat dromen werken als therapie wordt ondersteund door onderzoek naar PTSS (post-traumatische stressstoornis), waar oorlogsveteranen vaak last van hebben. Veel PTSS-patiënten slapen erg slecht, vooral tijdens de remslaap, en kunnen daardoor hun traumatische ervaringen niet opslaan in een vorm die niet eng is wanneer ze opnieuw in het geheugen opduiken. Bij toeval werd ook ontdekt dat een bloeddrukverlagend middel dat veteranen met PTSS kregen, als bijwerking het gehalte noradrenaline in de hersenen verlaagde.

Het middel werkte tegen PTSS, waardoor de veteranen bijvoorbeeld minder nachtmerries hadden dan daarvoor. Veel duidt er dus op dat de stoornis nauw verbonden is met het te hoge noradrenalinegehalte bij patiënten, waardoor hun droomslaap niet optreedt.

Volgens Walker speelt hetzelfde verschijnsel, zij het in een veel mildere vorm, wanneer we een nachtmerrie hebben. Misschien is het te hoge gehalte noradrenaline daar de oorzaak van. Walkers pointe is met andere
woorden: wanneer we onze droomslaap niet doorlopen, zouden we allemaal last hebben van PTSS.

Het sterke punt van Matthew Walkers theorie over het therapeutische doel van dromen is dat die verklaart waarom slaap nodig is. Het herstel vindt alleen plaats als we dromen, dus wanneer we gebeurtenissen zonder de emoties herbeleven. En een voorwaarde voor dromen is dat het bewegingsapparaat en de zintuigen zijn uitgeschakeld – dat wil zeggen dat we slapen.

De wetenschapper zelf twijfelt er niet aan dat dit verband cruciaal is geweest voor onze evolutie. Dankzij de remslaap kunnen we onze gevoelens hanteren en beheersen, wat een voorwaarde is voor interactie met elkaar in iedere vorm van samenleven.

‘Ik zou zeggen dat dit het grootste voordeel is dat slaap het leven op aarde ooit heeft gegeven,’ zegt hij. Het tweede grote voordeel is de verwerking van informatie in de remslaap, die ons nieuwe creatieve gedachten helpt te krijgen. Samen staan deze twee grote voordelen centraal het succes van de mens als soort.

Met de kennis die we de afgelopen decennia hebben opgedaan, is het duidelijk dat we afhankelijk zijn van slaap. Misschien zou zelfs uitvinder Thomas Edison, die slaap maar tijdverspilling vond, het ermee eens zijn als hij dat had geweten. En misschien had hij het ergens ook wel door. Al sliep hij slechts vier of vijf uur per nacht, hij vulde zijn nachtrust overdag aan met een paar stevige powernaps.

Dan zat hij in een fauteuil, en vóór hij indommelde, legde hij een koekenpan onder de ene armleuning en nam hij twee of drie stalen knikkers in zijn hand. Alles om ervoor te zorgen dat hij, wanneer de droomslaap kwam en de spieren in zijn hand zouden ontspannen, plotseling zou ontwaken – misschien wel verrijkt met een nieuwe ingenieuze inval uit zijn droom.

De droom is een goudmijn aan ideeën

Vele wetenschappelijke doorbraken en geniale artistieke prestaties zijn ontstaan in de droomslaap. Vaak ging iemand al piekerend over een probleem slapen, om wakker te worden met de oplossing.