Astronomisch gezien bepalen de lengte van de dag en de hoogte van de zon de seizoenen. Daar verandert klimaatverandering niets aan.
Maar de opwarming van de aarde verandert wel het tijdstip van verschijnselen die we associëren met de seizoenen.
743 voorjaarstekenen uit de laatste 86 jaar tonen dat de overgang naar de lente eerder komt.
In 2017 analyseerden drie onderzoekers in het tijdschrift Nature Scientific Reports maar liefst 743 voorjaarsverschijnselen uit de afgelopen 86 jaar van het noordelijk halfrond.
Daaruit bleek dat zaadjes steeds vroeger uitkomen, planten vroeger knoppen krijgen en insecten vroeger beginnen te zoemen.
Het onderzoek wees uit dat de lente in het decennium vóór de publicatie ter hoogte van Kreta met één dag vervroegd was. Noordelijker, rond Parijs, kwam het voorjaar vier dagen eerder dan tien jaar daarvoor. En nog noordelijker, rond de 59ste breedtegraad (Oslo, Stockholm en Helsinki), diende de lente zich nog veel eerder aan.
Grootste effect rond de Noordpool
In het Noordpoolgebied is de tendens heel duidelijk; de lente arriveert 16 dagen eerder. Dat komt niet in de laatste plaats door het verschijnsel ‘polaire versterking’ – één graad stijging van de temperatuur op aarde betekent twee tot drie graden stijging in de koudste gebieden.
Het vroegere voorjaar dwingt dieren tot aanpassing, en meerdere onderzoeken laten zien dat soorten die dat kunnen een groot evolutionair voordeel hebben.

In Canada profiteert de rode eekhoorn van het vroege voorjaar – de vrouwtjes kunnen daardoor twee nestjes per jaar krijgen.
Onderzoekers van de Canadese Universiteit van Alberta bewezen al in 2003 hoe rode eekhoorns de omstandigheden benutten.
De vroege lentewarmte zorgde ervoor dat de eekhoorns twee nestjes per jaar konden krijgen, want het eerste nestje kwam 18 dagen eerder.