Je stad is volledig veranderd. We schrijven 2050, en je kijkt uit het raam. Tussen de gebouwen liggen vennetjes en meren. Het lawaai van het verkeer dat ooit de straten vulde, is verstomd. En de buitenwijken in de verte hebben plaatsgemaakt voor bos.
Je mag best een traantje wegpinken om het verlies van je ouderlijk huis, maar het had echt niet anders gekund.
Zo zal de werkelijkheid er over een paar decennia mogelijk uitzien voor een groot deel van de wereldbevolking.
6,7 miljard mensen wonen in 2050 in de stad, aldus de VN. World Urbanization Prospects: The 2018 Revision
Vandaag de dag woont 55 procent van de 8 miljard aardbewoners in de stad. In 2050 zal dat volgens de VN 68 procent zijn – en zullen steden 2,5 miljard meer inwoners huisvesten dan nu.
Dat stelt ons voor uitdagingen, omdat de levensomstandigheden in de steden verslechteren naarmate het meer regent, warmer wordt en de zeespiegel stijgt door de klimaatveranderingen.
Maar het schept ook mogelijkheden. Bij grotere, dichter bevolkte steden denk je misschien aan meer vervuiling, maar dat hoeft niet zo te zijn. De steden van de toekomst bieden ons juist een gouden kans om de schade die we de planeet hebben toegebracht te herstellen.
Steden worstelen met hitte
De temperatuur stijgt, en volgens een VN-rapport uit 2022 vooral in de stad.
Het rapport beschrijft hoe steden zijn blootgesteld aan het hitte-eilandeffect, waardoor het daar nog 2 °C warmer kan worden bovenop de temperatuurstijging van 4-5 °C die we voor 2100 al verwachten door de opwarming van de aarde.
Het hitte-eilandeffect ontstaat doordat asfalt de zonnewarmte absorbeert. Tegelijk kan de wind de hete lucht niet afvoeren aan de lijzijde van gebouwen.
397 miljoen – zo veel extra stedelingen kreeg de wereld erbij in 2015-2020.
De klimaatverandering brengt ook meer regen, en weer vooral in steden. Hoge gebouwen versterken de turbulentie in de luchten die de zwaarste stormen voortbrengen. En tegels, beton en asfalt verhinderen dat water wegloopt.
Het water kan alleen weg via het riool, dat vaak niet groot genoeg is om er heel veel van te kunnen verstouwen, met verwoestende overstromingen tot gevolg.
Maar de problemen van warmte en water kunnen worden opgelost met een eenvoudige maatregel: parken bouwen.

Stadsplattegrond wordt groen
Welkom moerassen en meren, dag buitenwijken – de stadsplattegrond van de toekomst zal er heel anders uitzien dan we gewend zijn.
In een Chinees onderzoek uit 2021 ontdekten wetenschappers dat de parken in de stad Wuhan koeler waren dan de bebouwing. Op sommige plaatsen was het temperatuurverschil ruim 7 °C.
Strategisch geplaatste groene zones kunnen dus helpen steden te koelen. Ook stroomt het regenwater er beter door weg, zodat we overstromingen voorkomen.
In parken kan de grote hoeveelheid regenwater zelfs gebruikt worden om het verkoelende effect te vergroten – vijvers verlagen de temperatuur namelijk nog verder, volgens het onderzoek in Wuhan.
Het verkoelende effect van parken komt niet alleen de openbare ruimte ten goede. Bij woningen en kantoren kunnen verticale geveltuinen de temperatuur binnen wel 4 °C verlagen.
Een bijkomend voordeel is dat tuinen de lucht zuiveren van onder andere stikstofverbindingen uit uitlaatgassen.

Op Bosco Verticale, een tweetal flats in Milaan (Italië), zijn in totaal 800 bomen en 16.000 kleinere planten aangebracht.
Iedereen kan van alles doen
Vervuiling door auto’s zal in de toekomst echter minder een probleem zijn, als het aan de wetenschappers ligt. Fossiele brandstoffen als diesel en benzine zullen geleidelijk uit de steden verdwijnen.
Het doel is niet alleen de verbetering van de luchtkwaliteit, maar ook het terugdringen van de uitstoot van broeikasgas.
In buitenwijken stoten mensen meer koolstofdioxide uit dan in het stadshart.
Een grote stap naar lagere emissies is de behoefte aan vervoer te verminderen. Steden moeten zo ontworpen worden dat alle dagelijkse activiteiten, zoals werk, winkelen, gezondheidszorg, onderwijs en ontspanning, kunnen worden gedaan met maximaal 15 minuten lopen.
Tegelijk moeten de buitenwijken weg, want door hun vrij verspreide bebouwing zijn de vervoersafstanden langer.
Als mensen uit buitenwijken dicht op elkaar komen wonen in de stad, leggen ze kortere afstanden af. Tegelijk komen de oppervlakten van de buitenwijken vrij voor de aanwas van bossen, die broeikasgassen uit de lucht kunnen halen.
Elektrische auto slaat energie op
Het vervoer dat er nog is, moet rijden op groene energie. De overstap op elektrisch vervoer is al aan de gang. In Noorwegen was in 2021 bijvoorbeeld 64,5 procent van de nieuwe personenauto’s elektrisch.
Die stoten niet alleen minder koolstofdioxide uit dan benzineauto’s, ze spelen ook een andere grote rol in de steden van de toekomst: ze kunnen energie van zon en wind opslaan en afstaan aan het net.
Op dit moment kunnen we niet toe met de energie van wind of zon. Die is te wisselvallig – de stroomproductie hangt af van het weer en de tijd van de dag.
Maar als we het overschot aan energie van zon en wind kunnen opslaan, en dan gebruiken als er een tekort aan groene energie is, kunnen we helemaal van de fossiele brandstoffen afkomen.
Hoe dichter bij de consument de stroom opgewekt wordt, hoe beter.
De steden van de toekomst moeten groene energie echter niet alleen opslaan, maar ook zelf opwekken.
De beste hoogspanningskabels raken zeker 0,5 procent en vaak veel meer van hun energie kwijt voor elke 100 kilometer kabel, dus hoe dichter bij de consument de stroom opgewekt wordt, hoe beter.
Daarom ontwerpen architecten nu al gebouwen met windturbines op daken, zonnecellen als gevelbekleding en ramen en andere integrale energie-oplossingen.




Flats leveren energie en voedsel
De flatgebouwen van de toekomst produceren hun eigen klimaatvriendelijke energie en voedsel. Ook moeten ze meer mensen huisvesten – dus moeten bewoners leren om ruimte te delen.
Alle oppervlakken wekken energie op
Stille windmolens van 8 meter hoog die op het dak kunnen staan, produceren ieder 2500 kilowattuur per jaar. Dat is genoeg voor een huishouden. Zonnecellen op de gevel leveren de helft van het stroomverbruik van het gebouw.
Gezinnen delen de ruimte
Bij de bouw wordt veel CO2 uitgestoten. De noodzaak tot nieuwbouw kan worden verminderd door ervoor te zorgen dat elk gebouw meer mensen kan huisvesten. Dat kan als de bewoners een aantal gemeenschappelijke ruimten delen.
Gebouw voedt de bewoners
Voor de landbouw is veel land en schoon water nodig. Door in de stad voedsel te verbouwen via aquaponics, waarbij vissenpoep als mest dient, kunnen we het waterverbruik met 80 procent terugdringen en akkers vrijmaken voor bos.
Steden moeten ook zelfvoorzienend worden op een ander gebied: voedsel. Door in steden groenten te verbouwen, houden we landbouwgrond over, die dan kan verwilderen.
Tegelijk zijn de producten al dicht bij de consument, waardoor we op transport besparen – en versere groenten krijgen.
Sla komt uit de kelder
In een Amerikaanse studie uit 2020 keken onderzoekers naar de klimaatkosten van het vervoer van groenten en fruit.
De cijfers variëren al naargelang het vervoer via lucht, zee, vrachtwagen of spoor gaat, maar de tendens is duidelijk. Als je 1 kilo sinaasappels van Californië naar New York brengt, stoot je 0,3 kilo CO2 uit. Komen de sinaasappels uit Mexico, dan stijgt dat cijfer tot 0,7 kilo CO2.
De grootste winst komt van groenten. Sla hoeft bijvoorbeeld niet op het land te worden gekweekt – dat kan ook in etages in een voormalige parkeergarage, met behulp van ledlampen.

Aquaponics is een kweektechniek die geschikt is voor steden. Gewassen worden bemest met vissenpoep uit een groot waterreservoir.
Sla die in de stad gekweekt wordt met groene energie en veel aandacht voor het recyclen van grondstoffen, stoot maar 0,16 kilo CO2 per kilo uit, aldus een studie uit 2018. Ter vergelijking: sla van het land levert 0,54 kilo CO2 per kilo, waarvan 0,36 kilo afkomstig is van het vervoer.
Tegelijk hebben stadsgroenten 80 tot 90 procent minder water en 95 procent minder ruimte nodig.
Finse stad doet het voor
Veel van de technologieën die de steden van de toekomst klimaatneutraal kunnen maken, bestaan al. Toch gebruikt nog geen enkele stad ze allemaal.
Maar sommige steden benaderen de visie van de toekomst. Een voorbeeld is de Finse wijk Kalasatama in Helsinki. Hier ligt een plan klaar om het gebied tegen 2040 koolstofneutraal te maken, en daarbij 30.000 mensen te huisvesten.
Stedenbouwkundigen willen daartoe een ontwikkeling stimuleren waarbij de stedelingen alle dagelijkse voorzieningen op loopafstand kunnen bereiken.
Kalasatama is ook gebouwd met een afvalsysteem zonder vuilniswagens. De bewoners scheiden het afval en gooien het in een stortkoker, die het leidt naar de recycling of energieterugwinning.
Kalasatama is nog lang niet klaar met zijn plan, maar het project hoeft ook niet bij de eerste poging te zijn geslaagd. De wijk dient eerder als een proeftuin voor nieuwe groene technologieën.
Als het plan slaagt, kan het over heel Helsinki worden uitgerold en misschien ook over de rest van de wereld – en in de toekomst in de stad waar je woont.