In ijskernen valt de jaarlijkse hoeveelheid neerslag tot enkele honderden jaren terug af te lezen.
De klimaatwetenschappers verzamelden 50 boormonsters her en der in Groenland en analyseerden de hoeveelheid neerslag en de chemische samenstelling van de watermoleculen van jaar tot jaar.
Op basis van de kennis over de koers van de straalstroom en de analyses van de 50 boorkernen wisten de klimaatwetenschappers een historisch beeld te schetsen van de geografische koers en de intensiteit van de wind in de afgelopen 1250 jaar.
Vervolgens onderzochten ze het verband tussen de straalstroom en het weer daaronder.
Uit de berekeningen bleek bijvoorbeeld dat de straalstroom in 1728 en 1740 bijzonder zwak was boven de Britse eilanden, en Groot-Brittannië en Ierland kregen in die twee jaren inderdaad te maken met kou, droogte en misoogsten. Honderdduizenden mensen verhongerden.
Al in 1374 lag de straalstroom buitengewoon noordelijk, en in dat jaar heersten er in Spanje en Portugal extreme droogte en hongersnood.
Wetenschappers zijn het erover eens dat de straalstroom door de opwarming van de aarde verder naar het noorden zal trekken, en ijsboringen in Groenland maken het nu mogelijk te voorspellen wat de gevolgen daarvan zullen zijn.
Als de opwarming van de aarde doorzet, zou de nieuwe baan van de straalstroom al in de komende decennia tot ernstige klimaatveranderingen kunnen leiden.
In 2060 kan het in Zuid-Europa zo droog zijn dat er geen landbouw meer mogelijk is zoals nu. En in Scandinavië, waar nu al veel regen valt, zou de neerslag zo sterk kunnen toenemen dat ingrijpende aanpassingen nodig zijn.