Dieren haasten zich noordwaarts: Op de vlucht voor het klimaat
Naar schatting de helft van de diersoorten op aarde is op de vlucht voor de opwarming van de aarde. Lees waar ze naartoe gaan en welke soorten niet op tijd een nieuwe habitat vinden.

In 2019 publiceerden nieuwsmedia over de hele wereld foto’s van koala’s met rookvergiftiging en brandwonden. Door de extreem hete, droge zomer was de Australische outback een kurkdroge brandhaard geworden.
Naarmate het klimaat opwarmt, zullen extreme weersverschijnselen zoals de Australische droogte steeds vaker voorkomen, en de koala is lang niet het enige dier dat daaronder te lijden heeft.
Bosbranden, overstromingen en droogte dwingen allerlei dieren om te vluchten. Alleen de soorten die de veranderingen kunnen bijbenen en op tijd een nieuwe habitat vinden, zullen overleven.
Volgens wetenschappelijke schattingen kan 54 procent van de soorten worden uitgeroeid als gevolg van klimaatverandering.
Daarom luiden ecologen en natuurbeschermers de noodklok.

Bij de bosbranden in Australië in 2019 en 2020 werden circa 65.000 koala’s gewond of gedood. Dierenartsen behandelden de overlevende dieren voor brandwonden en rookvergiftiging.
Met nieuwe, geavanceerde modellen van de bewegingen van dieren kunnen ze niet alleen vaststellen welke soorten het meest bedreigd worden, maar de dieren ook helpen nieuwe leefgebieden te vinden in zelfs de somberste klimaatscenario’s.
Vluchtelingen zoeken de kou op
Klimaatverandering is van alle tijden en heeft ertoe geleid dat diersoorten nieuwe eigenschappen gingen ontwikkelen en zich hebben verspreid. In de afgelopen twee miljoen jaar kon de mondiale temperatuur in 5000 jaar tijd 4 tot 7 °C stijgen.
Ter vergelijking: de nieuwste klimaatmodellen laten zien dat de mondiale temperatuur tegen 2100 2 à 4 °C gestegen zal zijn, wat betekent dat de opwarming in deze eeuw minstens 20 keer sneller verloopt dan in het verleden.
Omdat het tijd kost om je aan te passen aan de omgeving, is vluchten naar een ander leefgebied voor de meeste dieren de enige uitweg. Uit onderzoek blijkt dat soorten zich gemiddeld 1 °C per miljoen jaar aanpassen aan nieuwe klimaatomstandigheden. Dat is 10.000 à 100.000 keer langzamer dan de verwachte temperatuurveranderingen.
De vlucht voor klimaatverandering is al begonnen en de trend is duidelijk: de dieren vluchten naar koelere gebieden.
1700 diersoorten migreren elke 10 jaar gemiddeld 6,1 km verder naar de polen.
Onderzoekers volgden de verspreiding van ruim 1700 soorten en ontdekten dat deze elke 10 jaar gemiddeld 6,1 kilometer verder naar de polen zijn gemigreerd. En een aantal kleine zoogdieren heeft het de afgelopen 100 jaar wel 500 meter hogerop gezocht. In die periode is de minimumtemperatuur in de bergen 3°C gestegen.
Hoe ver en hoe snel soorten zich verspreiden, hangt af van meerdere factoren, zoals hoe goed ze tegen de temperatuurstijging kunnen. Een Europese studie volgde tussen 1990 en 2008 de bewegingen van vogels en vlinders.
In die 18 jaar tijd verplaatsten de vlinders hun habitat circa 114 kilometer verder naar het noorden en de vogels 37 kilometer. Maar de berekeningen lieten zien dat de diersoorten de opwarming van de aarde niet kunnen bijhouden en respectievelijk 212 en 135 kilometer noordelijker hadden moeten trekken om dezelfde temperaturen aan te treffen als voorheen.
Het is niet eenvoudig om te voorspellen waar dieren naartoe zullen vluchten. De mogelijkheden van de soorten om te migreren hangen af van hun vermogen om zich te verplaatsen en voort te planten, en van obstakels in het landschap. Vogels kunnen moeiteloos naar nieuwe leefgebieden vliegen, maar voor langzame dieren als luiaards en schildpadden is langeafstandsmigratie vrijwel onmogelijk.
Ook dieren als de koala, die veel eten en slapen, zullen moeite hebben om ver te migreren. En voor dieren die fysiek in staat zijn om lange afstanden af te leggen, kan het landschap problemen opleveren.
Bergketens, oceanen, rivieren en menselijke infrastructuur zijn voorbeelden van de uitdagingen waarmee dieren te maken kunnen krijgen. Daarnaast kunnen veranderde temperaturen, voedseltekorten en extra neerslag belemmeringen zijn.
Een mogelijke ramp
Om beter te begrijpen hoe klimaatverandering de zoektocht van soorten naar nieuwe leefgebieden beïnvloedt, hebben ecologen en biologen enorme hoeveelheden data verzameld.
Niet elk dier kan vluchten
Terwijl een aantal soorten naar koudere oorden vlucht, kunnen andere geen kant op. Als hun huidige leefgebieden door klimaatverandering worden vernietigd, zullen ze waarschijnlijk uitsterven.

1. Thuis van de ijsbeer smelt
Naarmate het ijs aan de Noordpool smelt, raken meer ijsberen geïsoleerd doordat de toegang tot nieuwe gebieden verdwijnt. IJsberen trekken in de winter noordelijker over het ijs, maar ijsvrije zomers verkleinen hun leefgebied danig.

2. Pika’s zitten vast op de top
Noord-Amerikaanse pika’s zijn aangepast aan het koude klimaat in de bergen. Als het warmer wordt, zoekt deze haasachtige het hogerop. Pika’s migreren zelden naar nieuwe gebieden, waardoor verdere opwarming fataal kan zijn.

3. Warmte doodt pinguïnkuikens
Door hogere temperaturen komen de eieren van Antarctische adeliepinguïns eerder uit, waardoor de kuikens ter wereld komen op een moment dat er niet genoeg voedsel is. De opwarming kan ook zorgen voor meer regen en broedplaatsen vernietigen.
Op basis hiervan ontwikkelden ze computermodellen die de vlucht van de dieren in diverse klimaatscenario’s simuleren.
Onderzoekers van de universiteit van Washington gebruikten zo’n model om te voorspellen hoe snel 493 zoogdieren op het westelijk halfrond – waaronder luipaarden, grondeekhoorns en stinkdieren – zullen moeten vluchten voor de stijgende temperaturen. Het model liet zien dat 9,2 procent van de dieren de klimaatverandering niet zal kunnen bijbenen – en op sommige plaatsen zelfs 39 procent.
9,2 procent van de zoogdieren op het westelijk halfrond kan niet op tijd vluchten voor de klimaatverandering.
Het model toonde ook aan dat het leefgebied van 87 procent van de zoogdieren zal krimpen – vooral doordat bepaalde plekken onbewoonbaar worden door klimaatverandering, maar ook doordat de dieren zich niet snel genoeg kunnen verspreiden naar nieuwe gebieden. Vooral apen en kleinere zoogdieren zoals mollen, spitsmuizen en buideldieren hebben het nakijken.
Ook reptielen lopen gevaar, omdat veel soorten gevoelig zijn voor veranderingen. Zelfs kleine veranderingen in temperatuur en neerslag kunnen tot de dood leiden.

Uit een verspreidingsmodel bleek dat de Chinese krokodilstaarthagedis vrijwel onmogelijk nieuwe leefgebieden zal kunnen vinden als het klimaat te veel opwarmt.
Een voorbeeld is de Chinese krokodilstaarthagedis (Shinisaurus crocodilurus). Deze soort leeft alleen in gebieden met laag water in koele, dichtbegroeide bossen in Noord-Vietnam en Zuid-China. Hij gedijt alleen bij heel specifieke temperaturen en neerslagomstandigheden. Daarom zal de klimaatverandering volgens onderzoekers een ernstige impact hebben op de leefgebieden van dit dier.
Situatie is erger dan gedacht
Om de krokodilstaarthagedis en andere dieren te helpen een geschikte habitat te vinden, ontwikkelden wetenschappers van Georgia Institute of Technology, VS een nauwkeuriger en uitgebreider model, megaSDM.
Anders dan andere modellen neemt megaSDM ook de fysieke beperkingen voor de bewegingen van de dieren mee. Daaruit ontstaat een kaart van de bewegingsruimte die de dieren feitelijk hebben in diverse klimaatscenario’s.
In 2021 werd aan de hand van dit model onderzocht hoe 165 Noord-Amerikaanse zoogdieren zich in 2050 en 2070 zullen hebben verspreid. De onderzoekers maakten twee scenario’s: één met beperkingen aan de verspreiding en één zonder.
Het bleek dat de soortenrijkdom in beide scenario’s kelderde door de klimaatverandering en dat de soorten naar het noorden trokken. Maar als de beperkingen werden meegenomen, was de situatie een stuk ernstiger.

Model brengt vluchtmogelijkheden in kaart
Onderzoekers van Georgia Institute of Technology, VS ontwikkelden het verspreidingsmodel megaSDM. Dit laat o.a. zien of Noord-Amerikaanse grondeekhoorns nieuwe leefgebieden kunnen bereiken als het klimaat verandert.

1. Warm klimaat dreigt uit zuiden
Noord-Amerikaanse grondeekhoorns leven op de prairie in het noorden van de VS en in Canada. De soort houdt van plekken waar hooggrasprairie en bos elkaar ontmoeten, maar de opwarming bedreigt deze gebieden vanuit het zuiden.

2. Nieuwe habitats liggen noordelijker
Uit verspreidingsmodellen blijkt dat de habitats in het zuiden zullen krimpen (rood), maar dat de grondeekhoorns zich naar het noorden kunnen verspreiden, waar nieuwe geschikte habitats te vinden zijn (blauw).

3. Dieren zijn niet snel genoeg
Maar als het megaSDM-model rekening houdt met verspreidingsbeperkingen en laat zien waar de dieren daadwerkelijk naartoe kunnen vluchten, komen de grondeekhoorns veel minder ver en wordt hun leefgebied aanzienlijk kleiner.
Volgens megaSDM zullen veel soorten het niet redden om een geschikte nieuwe habitat te vinden vóór 2070, als de klimaatverandering de planeet drastisch heeft veranderd. Dus hoewel er mogelijk verder naar het noorden nieuwe leefgebieden ontstaan, kunnen de dieren die niet bereiken.
Model moet dieren redden
Er is echter ook goed nieuws. Want de onderzoekers willen de mogelijkheid om data over soorten, tijd, klimaat en geografie te combineren, gebruiken om de dieren te redden en de biodiversiteit te behouden.
Zo kan het model duidelijk maken welke soorten het extra lastig krijgen en in kaart brengen naar welke gebieden zij zich zullen willen verspreiden. Vervolgens kunnen we ze helpen om er te komen.

Naarmate het warmer wordt, zullen steeds meer dieren koelere gebieden opzoeken, o.a. in de bergen. Daarom willen wetenschappers potentiële toevluchtsoorden identificeren.
Dat kan bijvoorbeeld door doorgangen te maken in het landschap, zodat dieren makkelijker van het ene gebied naar het andere kunnen – ecoducten over snelwegen bijvoorbeeld.
Andere opties zijn tijdelijke toevluchtsoorden creëren in beschermde natuurgebieden en dieren fysiek verplaatsen. Die strategie is controversieel, omdat verplaatsing problemen kan veroorzaken voor bestaande soorten in het gebied, maar de situatie is zo kritiek dat natuurbeschermers bereid zijn om het risico te nemen.
Een van de dieren die wetenschappers actief proberen te helpen, is de koala. Door het nationale dier van Australië te verplaatsen naar nieuwe, beschermde leefgebieden, willen biologen de genetische diversiteit behouden, inteelt vermijden en voorkomen dat we opnieuw worden overspoeld door beelden van koala’s die zijn bezweken aan brandwonden en rookvergiftiging.