De aarde krijgt constant energie van de zon, maar in plaats van steeds warmer te worden, loost de planeet evenveel energie als de hoeveelheid die hij ontvangt.
Als zonlicht op de planeet valt, worden de stralen in de vorm van warmte geabsorbeerd of teruggekaatst naar de ruimte.
Het vermogen om licht te weerkaatsen, noemen we de reflectiecoëfficiënt of het albedo van het oppervlak. Het licht dat door een oppervlak weerkaatst wordt, zien we als kleur.
Als een vlak alle zichtbare golflengten van het licht weerkaatst, zien we het als wit en heeft het een albedo van bijna 1. Weerkaatst het vlak geen licht, dan zien we het als zwart en heeft het een albedo van 0.







6% weerkaatst door de dampkring
20% weerkaatst door wolken
4% weerkaatst door het aardoppervlak
30% van het zonlicht wordt gereflecteerd. Het zogeheten albedo van de aarde is dus 0,3.
51% gaat naar land en oceanen
19% gaat de dampkring in
70% van het zonlicht wordt geabsorbeerd en verdwijnt dan via wolken en dampkring, o.a. als langgolvige warmtestraling.
Het meeste zonlicht wordt door de atmosfeer opgenomen
De dampkring, wolken en het aardoppervlak weerkaatsen circa 30 procent van het zonlicht, waarmee de aarde een albedo van 0,30 heeft.
De overige 70 procent zonlicht wordt geabsorbeerd door de atmosfeer en de bovenste lagen van de aarde, waar het de temperatuur verhoogt.
Omdat energie niet kan verdwijnen maar alleen kan worden omgezet in nieuwe vormen, zullen de opgewarmde moleculen in dampkring en aarde ten slotte alle energie weer afstaan als langgolvige infraroodstraling.