Nu is het oppervlak van Mars te koud, te droog en te zwaar bestookt door zonnedeeltjes om leven zoals wij dat kennen te kunnen herbergen.
Maar 3,7 miljard jaar geleden kende onze roestrode buurplaneet wellicht een onderaardse wereld van microscopische organismen, die uiteindelijk zichzelf de das omdeed.
Dat is in ieder geval de conclusie van een nieuw onderzoek, gepubliceerd in het gerenommeerde wetenschappelijke tijdschrift Nature Astronomy.
Zusje van de aarde
Met zogeheten klimaat- en terreinmodellen werd de bewoonbaarheid van de rode planeet zo’n 4 miljard jaar geleden onderzocht – in een tijd dat de atmosferische omstandigheden vergelijkbaar waren met die op aarde in dezelfde periode.
Deze gastvrijere omgeving kan volgens de wetenschappers eenvoudige micro-organismen hebben voortgebracht, die waterstof verbruikten voor energie en methaan produceerden als afval.
Maar in plaats van een omgeving te creëren die de organismen hielp evolueren en gedijen, zoals op onze eigen planeet gebeurde, hebben de microben van Mars mogelijk hun eigen ondergang bewerkstelligd voordat ze goed op gang waren.
Planeet werd kouder
De oorzaak is de afstand van de rode planeet tot de zon.
Op zo’n 228 miljoen kilometer van onze ster is Mars afhankelijker van broeikasgassen, zoals kooldioxide en waterstof, om zijn milde temperaturen in stand te houden.
Maar terwijl de Martiaanse microben de waterstof langzaam opaten, tastten ze ook de deken van broeikasgassen aan die de temperaturen op de rode planeet hoog hield.
Uiteindelijk werd het oppervlak volgens de studie zo koud dat het geen complex leven meer kon herbergen.
Meer sporen van methaan gevonden
Uit het model blijkt dat de oppervlaktetemperatuur in die periode kan zijn gedaald van 10 à 20 °C tot -57 °C, waardoor de microben vermoedelijk hun toevlucht zochten op circa 1 kilometer diepte in de korst.