In de rampenfilm Moonfall wordt de maan door een onbekende kracht uit zijn baan gestoten, waardoor hij de aarde nadert. De getijden worden zo sterk dat ze wereldwijde natuurrampen veroorzaken, en alleen een dappere missie van gepensioneerde astronauten kan de aarde nog redden.
In het echt zou het ook grote gevolgen hebben als de maan dichter bij de aarde zou komen.
Als de afstand gehalveerd werd, tot 192.000 kilometer, zou de maan vanaf de aarde gezien vier keer zo groot lijken. Dan zouden de nachten aanzienlijk lichter zijn, maar daar zouden we nog wel mee kunnen leven – maar met de getijdenkrachten niet.
Twee keer per dag een vloedgolf
Met de huidige afstand tot de maan ontstaan er vloedgolven van 0,7 meter hoog op open zee. Als de afstand gehalveerd wordt, zouden die golven wel 5,5 meter hoog worden.
Dan zouden die twee keer per dag veel laaggelegen eilanden en continentale kusten overspoelen. Tegelijkertijd zouden de krachten hevige aardbevingen en vulkaanuitbarstingen veroorzaken.
De maan zou op zijn beurt ook worden beïnvloed door de getijdenkrachten van de aarde. En als de maan nog dichterbij zou komen, zou hij uiteindelijk uit elkaar spatten.
In werkelijkheid komt de maan echter helemaal niet dichter bij de aarde, maar staat hij juist elk jaar zo’n 3,8 centimeter verder weg.
Pas over vijf miljard jaar, als de zon in een rode reus verandert, zal de maan anders gaan bewegen.
Als de zon opzwelt, zal zijn buitenste atmosfeer de aarde en de maan omsluiten. Die atmosfeer zal de bewegingen van de maan afremmen, en door de afgenomen energie zal de maan ons naderen en op 18.470 kilometer hoogte uit elkaar vallen.