De ruimtetelescoop James Webb zal tot 100 keer zo gevoelig zijn als zijn voorganger, de Hubble, en kan daardoor het licht van enkele van de eerste sterren en sterrenstelsels zien.
De Hubble richt zich vooral op zichtbaar licht – wat we met het blote oog kunnen zien – en de Webb is gebouwd om infrarood licht waar te nemen.
Het licht van de vroegste sterrenstelsels en sterren in het heelal is namelijk uitgerekt op zijn ruim 13 miljard jaar durende reis naar ons toe. Hierdoor zijn de golflengten van het licht verschoven van het zichtbare deel van het elektromagnetisch spectrum naar het infrarode. Dit noemen astronomen een roodverschuiving.
Het enige nadeel van de Webbtelescoop is dat alles perfect moet werken bij de lancering.
Vanwege zijn plek op 1,5 miljoen kilometer van de aarde in het zogeheten lagrangepunt L2 kan de telescoop, in tegenstelling tot de Hubble, niet gerepareerd en vernieuwd worden.